Op deze pagina staan de cijfers van de indicator 'Bezettingsgraad van binnensportaccommodaties' en cijfers van gemiddeld jaargebruik van binnensportaccommodaties en de velddruk van buitensportaccommodaties. Deze indicator wordt gebruikt voor het monitoren van het thema Ruimte voor sport van het Sportakkoord II.
Bron: Database SportAanbod (Mulier Instituut) en Kennis Informatie Systeem Sport (KISS) (NOC*NSF (Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie))
Methode: volgt in 2025
Nieuwe cijfers verwacht: 2025
Cijfers van de indicator
Bezetting binnensport
Landelijke cijfers
Skip chart Gemiddelde doordeweekse bezettingsgraden gemeentelijke sporthallen, sportzalen en gymzalen per seizoen, 2016-2023 and go to datatableHoogste bezettingsgraad 's avonds in sporthallen in het winterseizoen
Tussen 8:00 en 16:00 uur ligt de bezettingsgraad van de binnensportaccommodaties tussen de 50 en 60 procent. Er is overdag weinig verschil in bezetting tussen het reguliere seizoen en het winterseizoen, en ook de verschillende soorten binnensportaccommodaties vertonen weinig variatie. In de avonduren, van 16:00 tot 23:00 uur, is de bezettingsgraad hoger in sporthallen en sportzalen dan in gymzalen. Voor alle binnensportaccommodaties geldt dat 's avonds de bezetting in de winter hoger is dan in het reguliere seizoen. Tussen 18:00 en 22:00 uur ligt de bezettingsgraad van sporthallen in het winterseizoen zelfs boven de 80 procent.
Stedelijkheid
Skip chart Gemiddelde doordeweekse bezettingsgraden gemeentelijke sporthallen, sportzalen en gymzalen per seizoen, naar stedelijkheid, 2016-2023 and go to datatableBetere bezetting in stedelijke gemeenten
In stedelijke gemeenten zijn binnensportaccommodaties gemiddeld beter bezet tussen 08:00 en 16:00 uur dan in niet-stedelijke gemeenten. In niet-stedelijke gemeenten hebben sporthallen van maart tot en met oktober (het reguliere seizoen) doordeweeks in de avonduren een vergelijkbare bezetting als die in stedelijke gemeenten. Voor de drie typen binnensportaccommodaties is er in de avonduren weinig tot geen verschil in bezetting tussen stedelijke en niet-stedelijke gemeenten.
Weekendbezetting
Skip chart Gemiddelde weekendbezettingsgraden gemeentelijke sporthallen, sportzalen en gymzalen per seizoen, weekendbezetting, 2016-2023 and go to datatableOp zaterdagen hogere bezettingsgraad dan zondagen
Op zaterdagen is de bezettingsgraad van alle binnensportaccommodaties doorgaans hoger dan op zondagen. Alleen bij de sporthallen is er in het winterseizoen een stijging van de bezettingsgraad in het weekend ten opzichte van het reguliere seizoen. In niet-stedelijke gemeenten is de bezetting van sportzalen op zaterdag hoger dan in stedelijke gemeenten. De bezettingsgraad van sporthallen en gymzalen op zaterdag is daarentegen vergelijkbaar.
Gemiddeld jaargebruik binnensport
Landelijke cijfers
Skip chart Gemiddeld jaargebruik gemeentelijke sporthallen, sportzalen en gymzalen, naar doeleinde, 2016-2023 and go to datatableSporthallen worden het meest gebruikt
Gemeentelijke sporthallen in Nederland worden jaarlijks gemiddeld zo'n 2.000 uur gebruikt, waarvan 60 procent van de tijd wordt besteed aan sport. Sportzalen (1.800 uur) en gymzalen (1.600 uur) worden minder intensief gebruikt. Hierbij is de verdeling tussen sport en bewegingsonderwijs min of meer vergelijkbaar.
Stedelijkheid
Skip chart Gemiddeld jaargebruik gemeentelijke sporthallen, sportzalen en gymzalen, naar doeleinde en stedelijkheid, 2016-2023 and go to datatableSporthallen worden vaker in stedelijke gebieden gebruikt
In stedelijke gemeenten worden sporthallen gemiddeld 200 uur per jaar meer gebruikt dan in niet-stedelijke gemeenten. Sporthallen in stedelijke gebieden worden doorgaans meer benut door scholen dan sporthallen in minder stedelijke gemeenten. In het gebruik voor sport is echter geen verschil tussen sporthallen in stedelijke en niet-stedelijke gemeenten. In het gebruik van sportzalen en gymzalen is geen verschil te zien tussen stedelijke en niet-stedelijke gemeenten.
Velddruk buitensport
Landelijke cijfers
Skip chart Gemiddelde bezetting/gebruik*, 2022/2023^ and go to datatableHoogste velddruk bij hockey
De velddruk bij hockey is 216 leden per veld en bij voetbal 142 leden per veld. Bij tennis ligt de baandruk vanzelfsprekend lager, met 54 leden per baan.
Stedelijkheid
Skip chart Gemiddelde bezetting/gebruik* naar stedelijkheid, 2022/2023^ and go to datatableVelddruk in niet-stedelijke gebieden voor hockey het hoogst
De veld-/baandruk neemt af naarmate een gemeente minder stedelijk is, met uitzondering van hockey. Daar zien we een hogere velddruk in niet-stedelijke gebieden dan in de meer stedelijke gebieden. Dit komt onder andere door het lage aanbod aan velden in niet-stedelijke gemeenten.
Bij voetbal zijn er grote verschillen in de belastbaarheid per type veld, waar een kunstgrasveld intensiever bespeeld kan worden dan een natuurgrasveld. In zeer stedelijke gebieden, waar het aantal leden per veld het hoogst is, is ook het aandeel kunstgrasvelden hoger (40%) dan in niet-stedelijke gebieden (10%). Het aandeel kunstgrasvelden is lager naarmate de mate van stedelijkheid afneemt.
Inwonertal gemeente
Skip chart Gemiddelde bezetting/gebruik* naar inwonertal, 2022/2023^ and go to datatableHogere velddruk bij grotere gemeentes
Voor hockey, tennis en voetbal geldt dat de veld-/baandruk toeneemt naarmate het inwonertal groter is.
Bij voetbal zijn er grote verschillen in de belastbaarheid per type veld, waar een kunstgrasveld intensiever bespeeld kan worden dan een natuurgrasveld. In gemeenten met minder dan 25.000 inwoners en 25.000 tot 85.000 inwoners ligt het aandeel kunstgrasvelden lager (respectievelijk 21% en 19%) dan in gemeenten met 85.000 tot 200.000 inwoners (28%) of meer (42%). In deze gemeenten is ook de velddruk hoger.
Krimp-/anticipeerregio
Skip chart Gemiddelde bezetting/gebruik* naar krimpstatus**, 2022/2023^ and go to datatableVelddruk lager in krimp- en anticipeergebieden
In krimp- en anticipeerregio's is de veld- en baandruk lager dan in de overige regio's.
Bij voetbal zijn er grote verschillen in de belastbaarheid per type veld, waar een kunstgrasveld intensiever bespeeld kan worden dan een natuurgrasveld. In krimp- en anticipeerregio's, waar het aantal leden per veld het laagst is, is ook het aandeel kunstgrasvelden lager (respectievelijk 18% en 11%) dan in overige regio's (27%).
** Een krimpgebied is een gebied dat te maken heeft met bevolkingsdaling. Een anticipeergebied is een regio waar in de toekomst krimp wordt verwacht. De Nederlandse overheid hanteert een lijst met krimpgebieden en anticipeergebieden welke daardoor extra aandacht krijgen (bv ontzien bij bezuinigingen).
Voetnoten
* De veld- of baandruk is per gemeente berekend door het aantal inwoners met een lidmaatschap van de betreffende sportbond te delen door het aantal velden of banen voor de betreffende sport in de gemeente. Inwoners van een gemeente hoeven niet lid te zijn van een sportvereniging in de eigen gemeente, maar kunnen lid zijn van een vereniging in een andere gemeente. Daarnaast zijn in de lidmaatschapscijfers ook niet-spelende leden opgenomen, zoals bijvoorbeeld scheidsrechters.
^ Het aantal inwoners met een lidmaatschap van de betreffende sportbond is bepaald op basis van gegevens van het Kennis Informatie Systeem Sport (KISS) (NOC*NSF (Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie)) uit 2022, en het aantal velden of banen voor de betreffende sport is bepaald op basis van gegevens van het Database SportAanbod (DSA) (Mulier Instituut) uit 2023.
Meer informatie
Monitoring Sportakkoord II
De indicator op deze pagina wordt gebruikt om de voortgang van het Sportakkoord II (SAII) te monitoren. Het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) brengt lange-termijn-indicatoren in beeld, waarbij een verandering op de lange-termijn beoogd wordt. Deze cijfers kunnen niet direct worden verbonden aan de acties van het SAII, maar geven wel inzicht in de context van het thema. Voor een overzicht van alle thema’s en de bijbehorende indicatoren, zie de webpagina Monitoring Sportakkoord II of de publicatie Lange-termijn-indicatoren voor monitoring van Sportakkoord II.
Het thema Ruimte voor sport en bewegen van het sportakkoord gaat over het creëren van een toekomstbestendige sportinfrastructuur. Er wordt gewerkt aan een infrastructuur die uitnodigt, faciliteert en toegankelijk is voor iedereen. Op deze pagina staan de indicatoren die worden gebruikt om dit thema te monitoren.