Deze pagina beschrijft het cijfer, de bron en de methode van de (kern)indicator: het aandeel van de wekelijkse sporters van 15 jaar en ouder dat aangeeft in het afgelopen jaar sportprestatieverhogende middelen te hebben gebruikt.
Samenvatting
Definitie: het aandeel van de wekelijkse sporters van 15 jaar en ouder dat aangeeft in het afgelopen jaar sportprestatieverhogende middelen te hebben gebruikt.
Het gaat hier zowel om doping (bijvoorbeeld anabole steroïden) als sportvoedingssupplementen (bijvoorbeeld creatine) die gebruikt worden om een slank of gespierd lichaam te krijgen, of om de duurprestatie te verbeteren.
Bron: Aanvullende Module Middelen van de Leefstijlmonitor (LSM-A Middelen) (Trimbos-instituut, RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek))
Meetfrequentie: tweejaarlijks gemeten sinds 2016.
Cijfers zijn beschikbaar op de webpagina van de Kernindicator Sportprestatieverhogende middelen.
Uitsplitsing mogelijkheden geografisch: nationaal.
Uitsplitsing mogelijkheden achtergrondkenmerken: geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, huishoudinkomen, landsdeel, mate van verstedelijking, wekelijks sporten, belangrijkste sporten, lidmaatschap / abonnement, deelname aan lessen, cursussen of trainingen, competitie, toernooien of sportevenementen, ervaren gezondheid, langdurige aandoeningen, psychische gezondheid, medicijngebruik in afgelopen jaar.
Bron en bronhouder
De bron van deze indicator is de Aanvullende Module Middelen van de Leefstijlmonitor (LSM-A Middelen). De bronhouders van de LSM-A Middelen zijn het Trimbos-instituut, het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) en CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en de opdrachtgever is VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport).
Onderzoeksgroep
De doelpopulatie van LSM-A Middelen bestaat in 2022 uit alle in Nederland woonachtige personen van 15 jaar en ouder die deel uitmaken van een particulier huishouden. Dit wordt geoperationaliseerd als al die personen die zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en die niet behoren tot de institutionele bevolking (i.e. personen in inrichtingen, instellingen, of tehuizen).
Van de uitgezette steekproef respondeert 40-60%. Het aantal respondenten per onderzoeksjaar bedraagt ongeveer 10.000.
Modus van uitvraag
De vragenlijst wordt tweejaarlijks uitgezet. Eerdere meetjaren zijn 2016, 2018, 2020 en 2022. De periode van dataverzameling is het hele jaar door (januari tot december).
De eerste benadering is deelname via internet (CAWI), een deel van de non-respondenten worden herbenaderd voor een telefonisch interview (CATI) of interview aan huis (CAPI).
Historische informatie bron
De LSM-A Middelen wordt sinds 2016 elke 2 jaar uitgebracht. Dit gebeurt in de even jaren. In de oneven jaren wordt de Leefstijlmonitor aanvullende Module Sport, Bewegen en Ongevallen (LSM-A Bewegen en Ongevallen) uitgebracht.
Niet alle mensen die de vragenlijst niet via internet (CAWI) invullen, worden opnieuw benaderd voor een telefonisch (CATI) of persoonlijk (CAPI) interview. Dit verschilt tussen de jaren. Bij de LSM-A 2016 is 40% van de mensen met Nederlandse of westerse herkomst die niet via internet (CAWI) respondeerden benaderd voor een telefonisch (CATI) of persoonlijk (CAPI) interview. Mensen met een niet-westerse herkomst werden allemaal benaderd voor een telefonisch (CATI) of persoonlijk (CAPI) interview. Bij de LSM-A 2018 is dezelfde herbenadering toegepast.
Bij de LSM-A 2020 is de doelgroepgerichte herbenadering toegepast. Groepen o.b.v. leeftijd, herkomst en inkomen die slecht respondeerden via internet werden meer herbenaderd voor een telefonisch (CATI) of persoonlijk (CAPI) interview dan groepen die beter respondeerden. Bij de LSM-A 2022 is ook de doelgroepgerichte herbenadering toegepast.
Achtergrondinformatie bron
Deelnemers
Het aantal wekelijkse sporters varieerde per meetjaar van 6730 tot 6924. Het totale aantal ondervraagde personen was 9665 tot 10638 personen.
De streekproef is representatief: de streekproef is willekeurig. Daarnaast wordt een weegfactor van CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) gebruikt op basis van verschillende achtergrondkenmerken om tot een representatief cijfer te komen voor de Nederlandse bevolking.
Vraagstelling
Er worden meerdere vragen gesteld met betrekking tot sportprestatieverhogende middelen:
- "Heeft u zelf weleens middelen gebruikt om uw sportprestatie te verbeteren of om een slank of gespierd lichaam te krijgen?"
- “Heeft u dit soort middelen in de afgelopen 12 maanden gebruikt?”
Bij een positief antwoord werd ook het type middel, manier van verkrijgen en het doel van gebruik en verwacht toekomstig gebruik nagevraagd.
Antwoordmogelijkheden: ja, nee, weet ik niet, wil ik liever niet zeggen.
De vragenlijst is niet gevalideerd.
Analyse beschrijving
Wanneer een respondent heeft geantwoord met 'ja' op de vraag of hij/zij in de afgelopen 12 maanden prestatieverhogende middelen heeft gebruikt, wordt zij/hij beschouwd als gebruiker. Het aandeel dat 'ja' heeft geantwoord wordt berekend over de groep die aan wekelijkse sportdeelname doet. Hiervoor is per ingevulde sport de vraagstelling opgenomen: “Hoeveel dagen per week doet u normaal gesproken aan sport?”. Bij een antwoord van 1 dag of meer werd de respondent beschouwd als een wekelijkse sporter.
Eerder gemeten
De indicator is tweejaarlijks gemeten sinds 2016.
Historische informatie methode
Sinds 2016 wordt naar de volgende middelen gevraagd.
- Anabole-androgene steroïden, zoals testosteron, nandrolon of stanozolol
- Prohormonen van anabolen, zoals DHEA of androsteendion
- Groeihormonen of insuline
- Schildklierpreparaten, zoals levothyroxine of t3
- Amfetamine, cocaïne, of efedrine
- EPO
Naast de genoemde middelen is de mogelijkheid gegeven om andere sportprestatieverhogende middelen te rapporteren. In 2018 zijn nieuwe vragen toegevoegd over het gebruik van 4 type sportvoedingssupplementen: creatine, eiwit-shakes, pre-workout, cafeïne.
De berekening van het cijfer van de indicator is niet veranderd voor de verschillende meetjaren.
Contactinformatie
Bron: M. Hiemstra (RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)), leefstijlmonitor@rivm.nl
Methode: T. Schurink (RIVM), sportenbewegenincijfers@rivm.nl
Rapport: beschikbaarheid cijfers en databronnen
Hoe de methode- en bron beschrijvingen tot stand zijn gekomen staat beschreven in het rapport "Data-infrastructuur Sport en Bewegen: beschikbaarheid van cijfers en preferente databron voor 164 indicatoren". In het rapport wordt per thema een overzichtstabel van indicatoren weergegeven met daarbij de beschikbare databron. Er wordt per thema een conclusie getrokken of de beschikbare data-infrastructuur binnen een thema beperkt, redelijk of goed is. Als laatste worden er aanbevelingen gedaan voor de ontwikkeling van de data-infrastructuur Sport en Bewegen in de toekomst.