Deze pagina beschrijft het cijfer, de bron en de methode van de (kern)indicator: gemiddeld aantal uren vrijwilligerswerk per week en per sportclub.
Samenvatting
Definitie: Totaal aantal uren vrijwilligerswerk in een gemiddelde week bij sportclubs.
Bron: CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) Sportstatistieken: Sportclubs (CBS).
Meetfrequentie: driejaarlijks, sinds 2000.
Cijfers zijn beschikbaar via CBS.
Uitsplitsing mogelijkheden geografisch: landelijk.
Uitsplitsing mogelijkheden achtergrondkenmerken: type vrijwilligerswerk (begeleiding (van jeugdleden); training, instructie en verzorging; bestuur, commissies en administratie; onderhoud, schoonmaak en kantine) en type sportclub: 5 categorieën binnensport (kracht- en vechtsport, individuele zaalsport, team zaalsport, zwem- en duiksport, overig) en 9 categorieën buitensport (atletiek, golf, hengelsport, paardensport, tennissport, veldsport (excl. voetbal), veldvoetbal, wielersport, overig).
Bron en bronhouder
De bron van deze indicator is CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) Sportstatistieken: Sportclubs. De bronhouder van de Sportstatistieken is CBS valt onder de CBS basisfinanciering.
Onderzoeksgroep
De populatie bestaat uit alle bij de Kamer van Koophandel geregistreerde sportclubs (exclusief watersportclubs, en uitsluitend professionele sportclubs). Het gaat bijvoorbeeld om een vereniging of stichting, die gelegenheid geeft tot het beoefenen van één of meer takken van sport in georganiseerd verband. Ook denksportverenigingen zoals bridge-, schaak- en damclubs vallen hieronder.
Enquête onder steekproef van ca. 10.000 sportclubs. De respons van de statistiek voor sportclubs is gemiddeld 55 procent.
Modus van uitvraag
De vragenlijst wordt driejaarlijks uitgezet. Eerdere meetjaren zijn 2000, 2003, 2006, 2009, 2012, 2015, 2018 en 2020.
De periode van dataverzameling is Q2 en Q3. Het betreft een online vragenlijst.
Historische informatie bron
Vanaf 2000 is de bron op een vergelijkbare manier samengesteld. In 2020 is na 2 jaar (in plaats van 3 jaar) gemeten, vanwege de bijzondere situatie in dat jaar in verband met het uitbreken van de coronapandemie.
Achtergrondinformatie bron
Deelnemers
De populatie bestaat uit ongeveer 25.450 sportclubs. Steekproef is ongeveer 10.000 sportclubs (waarvan 55% respondeert).
De steekproef is representatief voor de doelpopulatie: er is gebruik gemaakt van een wegingsfactor. De wegingsfactor is berekend per grootteklasse en tak van sport bij de sportclubs.
Vraagstelling
De volgende vraag werd gesteld: waren er in de laatste week van september vrijwilligers actief voor uw organisatie? Er wordt gevraagd naar het aantal arbeidsuren in de laatste week van september.
De periode van uitvraag is de laatste volledige week van september van het verslagjaar. Het meetinstrument is niet gevalideerd.
Analyse beschrijving
Aantallen worden opgehoogd naar populatie aantallen. De (gedeeltelijk) ontbrekende of niet plausibele informatie van respondenten wordt bijgesteld op basis van gemiddelden en verdeelfracties van vergelijkbare eenheden in de respons.
Van de eenheden die geen (bruikbaar) enquêteformulier terugstuurden, zijn de uitkomsten via weging (of ophoging) geschat. De wegingsfactor is berekend per grootteklasse en tak van sport bij de sportclubs.
Eerder gemeten
Data voor sportclubs zijn driejaarlijks gemeten sinds 2000. In 2020 is de vragenlijst 1 jaar eerder afgenomen dan gepland (na 2 jaar in plaats van 3 jaar) door de gevolgen van de coronapandemie.
Historische informatie methode
De methode is gelijk voor alle meetjaren.
Achtergrondinformatie methode
Contactinformatie
A. Boerdam (CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek)), sportenbewegenincijfers@rivm.nl
Rapport: beschikbaarheid cijfers en databronnen
Hoe de methode- en bron beschrijvingen tot stand zijn gekomen staat beschreven in het rapport "Data-infrastructuur Sport en Bewegen: beschikbaarheid van cijfers en preferente databron voor 164 indicatoren". In het rapport wordt per thema een overzichtstabel van indicatoren weergegeven met daarbij de beschikbare databron. Er wordt per thema een conclusie getrokken of de beschikbare data-infrastructuur binnen een thema beperkt, redelijk of goed is. Als laatste worden er aanbevelingen gedaan voor de ontwikkeling van de data-infrastructuur Sport en Bewegen in de toekomst.