Het trendscenario van de Sport Toekomstverkenning (STV) geeft aan de hand van de kernindicatoren sport en bewegen een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van sport en bewegen tot 2030, uitgaande van gelijkblijvend beleid.
Trends in de toekomst kernindicatoren sport en bewegen
Hieronder staan alle trends in de toekomst voor de 21 kernindicatoren.
Vier opgaven voor de sport
Samen met stakeholders hebben we besproken welke van de toekomstige trends in het trendscenario volgens hen onwenselijk zijn. Anders gezegd: waar het zonder extra inspanningen mis zal gaan met de sport in Nederland. Dit zijn de vier opgaven voor de sport die in deze verkenning centraal zijn komen te staan:
- Meedoen en verenigingsleven bevorderen
- Gezondheid bevorderen door te bewegen
- Talenten ontwikkelen, presteren en prijzen winnen
- Meeleven met onze sporters en evenementen beleven
Hieronder staat voor iedere opgave een samenvatting van de trends in de toekomst.
Meedoen en verenigingsleven in 2030
In 1879 richtte Pim Mulier de eerste Nederlandse sportvereniging op: de Haarlemse Football Club. Vanuit een gezamenlijke interesse voor een sport en de behoefte aan begeleiding door trainers werden meer verenigingen opgericht. De verenigingen en de bonden draaiden op vrijwilligers. Ook het bestuur was onbetaald. In de lokale samenlevingen vormden en vormen de sportverenigingen een bindmiddel, net als de muziek- en buurtverenigingen.
Deze verenigingsvorm heeft het ruim een eeuw zeer goed gedaan. Nog altijd zijn bijna 5 miljoen Nederlanders lid van een sportclub. Maar hoe toekomstbestendig is dit systeem van verenigingen en sportbonden?
Verenigingslidmaatschap onder druk
Het aandeel Nederlanders van 6 jaar en ouder dat lid is van een sportvereniging was in 2014 31%. Volgens het trendscenario gaat dit dalen: Nederlanders zullen in 2030 minder vaak lid zijn van een sportvereniging. Nederlanders willen dan vooral individueel sporten of in een zelfgeorganiseerde groep. In 2014 sportte al ongeveer twee derde van de sporters alleen of ongeorganiseerd (Tiessen-Raaphorst 2015).
De toename van de aantallen ouderen en niet-westerse migranten in de samenleving versterkt deze ontwikkeling. Ouderen en niet-westerse migranten zijn namelijk minder vaak lid van een sportvereniging dan jongeren en autochtone Nederlanders. De komende jaren zal door vergrijzing, migratie en het toenemende belang van de beleving van sport ook een verschuiving plaatsvinden naar andere typen sport dan die nu populair zijn, vooral naar meer individuele sporten of alternatieven op bestaande sporten. Voorbeelden hiervan zijn hardlopen en bootcampen in zelfgeorganiseerde groepjes, maar ook wandelvoetbal voor ouderen en extreme sporten zoals kitesurfen en klimmen. Dit zet het klassieke verenigingsleven verder onder druk.
Zie: trend in de toekomst clublidmaatschap
Karakter van vrijwilligerswerk in de sport verandert
In 2014 was 12% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder maandelijks of vaker als vrijwilliger in de sport actief. Volgens het trendscenario zal dit licht dalen of gelijk blijven (zie trend in de toekomst vrijwilligerswerk). Ondanks dat sport de grootste vrijwilligerssector is, komt ook het vrijwilligerswerk in de sport onder druk te staan. De behoefte aan flexibiliteit is namelijk niet alleen bij de sporter zelf, maar ook bij de vrijwilligers terug te zien.
Vrijwilligerswerk doen we als we dat flexibel kunnen invullen en als het past bij onze interesses. We doen ook het liefst kortdurende klussen. Vrijwilligers moeten hun inzet verdelen over werk voor de vereniging, bij evenementen en thuis (mantelzorg). Potentiële vrijwilligers zullen steeds vaker ‘hoppen’ tussen verschillende vrijwilligerstaken. Daarmee zal het karakter van vrijwilligerswerk in de sport veranderen.
De groei van groepen die over het algemeen minder vrijwilligerswerk doen, namelijk ouderen en niet-westerse migranten, maakt het extra lastig om aan voldoende vrijwilligers te komen. Daar staat wel tegenover dat ouderen de komende jaren steeds fitter worden en dus langer actief zouden kunnen zijn als vrijwilliger.
Zie: trend in de toekomst vrijwilligerswerk
Vitaliteit sportverenigingen blijft gelijk
Op dit moment voldoet ongeveer een kwart van de sportverenigingen in Nederland aan de omschrijving ‘vitaal’ (Van Kalmthout en Van Ginneken 2017). Een vitale vereniging heeft haar eigen organisatie op orde, zorgt voor regulier sportaanbod en vervult daarnaast een bredere maatschappelijke functie. De indicator 'vitaliteit van sportverenigingen' is niet uitgewerkt in het trendscenario, maar experts verwachten dat het aandeel vitale verenigingen ongeveer gelijk zal blijven (zie verantwoording).
Gezondheid en bewegen in 2030
Het toenemende belang van een gezonde leefstijl speelt een rol in de mate waarin we sporten en bewegen. Uit het Nationaal Sportonderzoek 2016 blijkt dat het verbeteren van de gezondheid en conditie één van de belangrijkste motieven van Nederlanders is om te sporten. Opvallend is dat sporten voor de gezondheid toeneemt over de levensloop, terwijl sporten voor het plezier en de prestatie afneemt.
De helft van alle sporters organiseerde in 2014 al zelf zijn sportmomenten (Tiessen-Raaphorst 2015). Mensen willen zelf bepalen wanneer, waar en met wie zij sporten. Dit hangt samen met de individualisering en flexibilisering, ontwikkelingen die in de toekomst aanhouden. Technologische ontwikkelingen, zoals virtuele coaches en apps, geven de autonome sporter feedback over de prestaties en conditie. Het aantal mensen dat individueel of in zelfgeorganiseerde groepen sport of beweegt, zal dan ook verder toenemen.
Sportdeelname blijft gelijk
In 2015 deed ruim de helft van de Nederlanders van 12 jaar en ouder wekelijks aan sport. Bijna de helft van de sporters sport bij een sportvereniging, twee derde sport alleen of ongeorganiseerd (Tiessen-Raaphorst 2015). Sinds 2001 is het aandeel sportende Nederlanders niet noemenswaardig veranderd (Netwerk Kernindicatoren Sport en Bewegen 2017). Volgens het trendscenario zal dit in de toekomst ook niet gaan gebeuren en zal de sportdeelname per saldo gelijk blijven. Enerzijds zullen vergrijzing en migratie namelijk leiden tot lagere sportdeelname, anderzijds is de verwachting dat de oudere in de toekomst meer zal gaan sporten dan de oudere van nu. Tegelijkertijd groeit de aandacht voor een gezonde leefstijl, waaronder sporten en bewegen, een trend die zich in de komende jaren zal voortzetten.
Zie: trend in de toekomst sportdeelname
Meer Nederlanders gaan voldoen aan de beweegnorm
In 2015 voldeed 57% van Nederlanders aan de combinorm (de optelsom van de NNGB en de fitnorm). De vergrijzing heeft het meeste impact op de lichamelijke activiteit van de gemiddelde Nederlander in de toekomst. Een toename van de groep ouderen leidt ertoe dat in de toekomst meer mensen aan de beweegnorm voldoen: de nieuwe generatie 55-plussers is fitter dan voorgaande generaties en de verwachting is dat zij vaker fietsen, wandelen en/of tuinieren (zie trend beweeggedrag). De verhoogde pensioenleeftijd zal deze trend enigszins drukken: als ouderen langer blijven werken, zullen zij meer zitten en minder bewegen.
Zie: trend in de toekomst beweeggedrag
Nederland blijft kampioen zitgedrag
Maar, hoeveel we ook bewegen, we zijn ook Europees kampioen zitten: Nederlanders zitten bijna 9 uur per dag. De verwachting is dat we in 2030 evenveel zullen zitten als vandaag de dag. Passieve vrijetijdsbesteding is dankzij technologische ontwikkelingen toegenomen: gamen en sociale media zijn een populair tijdverdrijf, waardoor de bevolking per saldo minder lichamelijk actief is. Tegelijkertijd zien we ontwikkelingen die mensen juist aanzetten tot bewegen zoals de fitbit, Wii-U en virtual reality games.
Zie: trend in de toekomst zitgedrag
Motorische vaardigheden van kinderen gaan achteruit
Kinderen en jongeren van nu bewegen en spelen minder buiten dan voorgaande generaties. De tijd die zij besteden aan passieve vrijetijdsbesteding zoals gamen, computers en sociale media, is daarentegen toegenomen. Jongeren zitten gemiddeld 10,5 uur per dag. Coördinatie, vaardigheid en techniek nemen af (Collard et al. 2014). Dit resulteert in minder ontwikkelde motorische vaardigheden, wat leidt tot meer sportblessures op het moment dat ze gaan sporten. Scholen, ouders en overheid onderkennen het belang van sport en bewegen voor de jeugd in het onderwijs, ter compensatie van dit gedrag.
Aantal uren bewegingsonderwijs blijft gelijk
In het onderwijs is er echter vooralsnog te weinig aandacht voor bewegen en sport om deze ontwikkelingen tegen te gaan. Het aantal uren bewegingsonderwijs is niet toegenomen en zal dat waarschijnlijk tot aan 2030 ook niet doen. De Wet op het primair onderwijs van 1981 zegt namelijk niets over het verplichte aantal uren dat scholen moeten besteden aan de verschillende vakgebieden. Wel is in het regeerakkoord Bruggen slaan uit 2012 opgenomen dat het kabinet streeft naar meer gymlesuren per week in het primair onderwijs.
Zie: trend in de toekomst bewegingsonderwijs basisonderwijs en voortgezet onderwijs
Talentontwikkeling, presteren en prijzen winnen in 2030
In de aanloop naar de Olympische Spelen 2000 in Sydney kwantificeerde NOC*NSF (Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie) de ambities voor topsport in Nederland als een top 10-plaats in de olympische medaillespiegel. In 2009 werd deze ambitie overgenomen in het landelijke beleid, als expliciete beleidsambitie voor 2028.
Volgens de Rapportage Sport 2014 kon Nederland trots zijn op de tot dan toe behaalde prestaties op de Olympische en Paralympische Spelen: ‘Ondanks dat Nederland het 65e land ter wereld is op basis van het aantal inwoners, en 24e op de ranking van het bnp, behoorde ons land in 2012 tot de top-13 van de wereld op de Olympische medailleranking en nam Nederland de 10e plaats in op de Paralympische medailleladder’ (Dijk et al. 2015).
Top 10-positie blijft niet behouden
Op 1 januari 2017 stond Nederland op een gedeelde zevende plaats op de internationale medaillespiegel voor olympische sporten. Voor paralympische sporten was dit de achtste plaats, tegelijk de beste notering sinds het begin van de metingen. De plaats van Nederland op de internationale medaillespiegel voor olympische en paralympische sporten is sinds 2001 redelijk stabiel. Deze top 10‑notering is te danken aan een goede sportinfrastructuur en goede talentontwikkeling.
De vraag is echter of een top 10-positie op de langere termijn nog wel reëel is (zie trendscenario top 10-ambitie). De concurrentie van andere landen op het gebied van topsport zal namelijk toenemen. Sommige landen zullen door een sterkere economische groei dan die in Nederland meer middelen beschikbaar hebben. Landen met een sterkere bevolkingsgroei dan in Nederland zullen tevens meer talenten hebben door de grotere aanwas. Volgens het trendscenario zal Nederland achterblijven bij de concurrentie en zal het de top 10-positie niet behouden.
Positie op medaillespiegel junioren blijft gelijk
Nederland heeft internationaal gezien een sterk ontwikkelde methodiek van talentherkenning en -ontwikkeling, die door technologische ontwikkelingen nog verder versterkt kan worden. De compactheid van Nederland, gecombineerd met de dichte organisatiegraad van sportverenigingen, is internationaal gezien onze kracht. Volgens het trendscenario zal ook de plek die Nederland inneemt op de internationale medaillespiegel van olympische sporten tijdens Wereld Junior Kampioenschappen (WJK’s) en Europese Junior Kampioenschappen (EJK’s) gelijk blijven. Nederland staat nu bij beide op de 23e plaats (zie trendscenario talentontwikkeling).
Collectieve topsportuitgaven blijven ongeveer gelijk
De wereldwijde wedloop om een zo groot mogelijke medailleoogst vraagt om toenemende financiële uitgaven aan topsport. De collectieve uitgaven aan topsport zijn in de periode 1997-2016 meer dan verdubbeld. Zo stegen de topsportuitgaven van 20 miljoen in 1997 naar 50 miljoen in 2016 (Van Bottenburg et al. 2016). Tot de collectieve uitgaven aan topsport behoren de publieke middelen van het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport), de semipublieke middelen van de Lotto en de uitgaven voor het Fonds voor de Topsporter (ondersteunende financiering voor topsporters voor de kosten van het levensonderhoud en fulltime beoefening van topsport). Informatie over andere financiële middelen voor topsport (sponsoring, media-inkomsten, enz.) is niet beschikbaar. De collectieve topsportuitgaven zijn niet uitgewerkt in het trendscenario, maar experts verwachten dat deze ongeveer gelijk blijven of licht stijgen (zie verantwoording).
Meeleven met sporters en evenementen beleven in 2030
Een groot deel van de Nederlanders is sportfan: de helft van de Nederlanders gaat naar sportwedstrijden en evenementen of volgt sport via media. Ook het bezoeken van sportevenementen is in Nederland populair. Jaarlijks vinden er in Nederland, buiten de reguliere competities om, circa 600 sportevenementen met meer dan 5000 bezoeken plaats. In 2012-2013 waren sportevenementen goed voor 77 miljoen bezoeken (bezoeken aan competitiewedstrijden, waaronder 700.000 wedstrijden in het amateurvoetbal, zijn hierbij meegerekend; Hover et al. 2014). Sport leent zich dus uitermate voor meeleven en beleven.
Beleving zorgt voor meer bezoekers
Beleving wordt steeds belangrijker in onze maatschappij, mensen gaan niet alleen meer naar een wedstrijd om sport te kijken, maar gaan voor een totaalbeleving – denk aan de start van de Tour de France in Utrecht. Volgens het trendscenario zullen de bezoekersaantallen van evenementen gaan stijgen. Dit is ook terug te zien in het aanbod van evenementen: zowel het aantal grote als kleine evenementen zal verder toenemen. Niet alleen het kijken naar of beoefenen van sport is daarbij van belang; vanuit citymarketing worden steeds meer evenementen gebruikt als potentiele bron van inkomsten voor de gemeente of regio. Het is aannemelijk dat de rol van media verder verandert van passief naar meer actief: met virtual en augmented reality (Techniek waarmee aan een weergave van de realiteit virtuele elementen kunnen worden toegevoegd. ) zal het mogelijk worden om realtime sportwedstrijden te volgen, evenementen te beleven en er ook zelf actief aan deel te nemen.
Zie trend in de toekomst sportbezoek, sportevenementen
Sportfan volgt vaker sport via gepersonaliseerde media
Het volgen van sport via traditionele en sociale media zal naar verwachting verder toenemen door veranderingen in het mediagebruik en de toenemende technologische mogelijkheden. De grotere toegankelijkheid en personalisering van het media-aanbod zal de individuele interesses in het kijken naar sport beter voeden. De weergave van sportwedstrijden gebeurt steeds beter en dichter op de sporter, met extra informatie in beeld. Zo kan je als kijker bij een wielren-tijdrit soms volgen hoeveel vermogen een wielrenner op de pedalen zet. Er is een continue stroom aan informatie en sporthelden staan voortdurend in contact met hun fans. Individuele sporters en nieuwe sporten hebben via online (sport)kanalen zoals YouTube de mogelijkheid een groot publiek te bereiken en volgers te genereren.