Om het monitoren van de kernindicatoren sport en bewegen te verbeteren heeft het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) gevraagd te verkennen wat de mogelijkheden zijn om deze objectief te gaan monitoren bij een grote populatie. Hiervoor heeft het RIVM een literatuurstudie uitgevoerd en interviews met experts gehouden. De resultaten staan beschreven in een factsheet.

Uit deze studie bleek dat van de verschillende objectieve meetmethoden de versnellingsmeter het meest gebruikt en gevalideerd is. Versnellingsmeters kunnen beweeg- en sedentair gedrag valide meten en heeft de voorkeur boven vragenlijsten. Echter, om de kernindicatoren Beweegrichtlijnen 2017, wekelijks sporten en zitgedrag te kunnen meten is de combinatie met een vragenlijst of dagboekje nodig, vanwege het identificeren van bot- en spierversterkende activiteiten en sportactiviteiten. Ook biedt de combinatie de mogelijkheid inzicht te creëren in de context waarin wordt bewogen. Om versnellingsmeters te implementeren in monitoringsonderzoek moeten praktische keuzes gemaakt worden die haalbaar zijn. Om deze keuzes verder te onderbouwen zou een pilotstudie uitgevoerd moeten worden. Tot slot zou de versnellingsmeter het beste geïmplementeerd kunnen worden in bestaande onderzoekstructuren, zoals de Leefstijlmonitor waarbij al aan een aantal voorwaarden van monitoringsonderzoek wordt voldaan.