Streefbeeld 

In 2040 is de sportvereniging het activiteitencentrum en trefpunt van de wijk. De vereniging is een afspiegeling van de samenleving. Iedereen kan en mag meedoen, ongeacht handicap, opleiding, etniciteit of seksuele voorkeur. Het leden- en vrijwilligersbestand is dan ook divers. De vereniging maakt sport voor iedereen aantrekkelijk, toegankelijk en leuk. Er is daarnaast een uitgebreid aanbod van sociale en culturele activiteiten.

De vereniging biedt de jeugd een veilige omgeving, waarbij teamspirit, fair play en meedoen belangrijker zijn dan winnen. Kinderen leren omgaan met succes én met teleurstellingen, maar ze leren vooral om samen te spelen. Er wordt hard opgetreden tegen grensoverschrijdend en onsportief gedrag, zowel op als naast het veld. Betrokkenheid, vriendschap en gezelligheid staan voorop; technologische ontwikkelingen en sociale media helpen deze te bereiken.

Het verenigingsleven bloeit als nooit tevoren: sporters, buurtbewoners, trainers, bestuurders en andere vrijwilligers leveren allemaal een gewaardeerde bijdrage. De maatschappelijke rol van de vereniging is direct terug te zien in een daling van lokale problemen op het gebied van ongelijkheid, eenzaamheid, sociale uitsluiting, overlast en criminaliteit. Dankzij de sportvereniging vinden mensen elkaar, daar gaat het om in dit perspectief.

Sport en bewegen in dit perspectief

In dit perspectief gaat het om samen sporten en bewegen. De betrokkenheid bij de vereniging is breder dan het zelf sporten en bewegen; ook het gevoel van verbondenheid tussen bestuurders, vrijwilligers en leden is van groot belang. Sport heeft de kracht om mensen met verschillende achtergronden en verschillende wensen met elkaar te verbinden.

Strategie gedragen door leden en vrijwilligers

Het perspectief Door Vriendschap Verenigd wordt gedragen door de leden, vrijwilligers en bestuurders van (sport)verenigingen, lokale bedrijven, buurtsportcoaches, vakleerkrachten en gemeenten. De gemeente biedt financiële en organisatorische ondersteuning vanuit de domeinen cultuur, zorg, welzijn en sport. Daarnaast coördineert, beheert en onderhoudt de gemeente de sportaccommodaties met clubhuizen in iedere wijk. Zij ziet erop toe dat het lidmaatschap voor iedereen betaalbaar is en vult aan waar nodig. Lokale bedrijven sponsoren het verenigingsleven. Het lokale sportservicebureau en sportbonden ondersteunen de sportverenigingen. Zo zijn en blijven ze vitaal.

De club is een geoliede organisatie waarin vrijwilligers samenwerken met buurtsportcoaches en welzijnswerkers. Buurtsportcoaches vormen de schakel tussen de vereniging en organisaties in zorg, welzijn, cultuur en onderwijs. Vrijwilligers zijn goed getraind in het begeleiden van sport en andere activiteiten, en op sociaal-emotionele vaardigheden. Naast sport en bewegen is er ruimte voor onder andere buitenschoolse opvang, huiswerkbegeleiding, inburgeringscursussen, fysiotherapie, lezingen, theatersport, filmavonden en het spelen van (sport)games.

Medestanders voor leden en vrijwilligers

  • Buurtbewoners, omdat het verenigingsleven in de wijk de sociale cohesie bevordert, nemen problemen als eenzaamheid en criminaliteit af.
  • Laagopgeleiden, Nederlanders met een migrantenachtergrond en ouderen, omdat de sportvereniging toegankelijk(er) en aantrekkelijk(er) voor hen wordt.
  • Professionals uit de zorg, welzijn en cultuur, de vakleerkracht in het onderwijs, de buurtsportcoaches en de wijkagent. Zij komen bijeen in de sportvereniging wat de samenwerking, signalering en doorverwijzing ten goede komt.
  • Buurtsportcoaches, omdat zij worden erkend als beroepsgroep.
  • Sportbestuurders, omdat zij voldoende en goed begeleide vrijwilligers bij de vereniging hebben.
  • Vrijwilligers, omdat hun bijdrage aan de sport wordt gezien en gewaardeerd.
  • Stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars, omdat zij meer aanbestedingen ontvangen om bestaande en nieuwe buursportcentra met veel maatschappelijke voorzieningen in te richten.

Rekening houden met mogelijke weerstand

  • Mensen die zich niet thuis voelen bij een vereniging.
  • Mensen die niet kunnen of willen participeren als vrijwilliger, omdat zij geen tijd hebben of willen maken, vaardigheden missen of geen behoefte voelen hieraan bij te dragen (vgl. WRR 2017).
  • Andere wijkgebonden instellingen zoals buurthuizen of culturele centra, die deze verbindende functie zelf graag zouden willen invullen.
  • Clubs zonder clubhuis of centrale locatie in de wijk, omdat zij niet meeprofiteren van de rol als trefpunt/activiteitencentrum.
  • Horeca, omdat zij mogelijk klandizie en inkomsten mislopen.
  • Verenigingen die geen maatschappelijke doelstelling hebben en zich vooral willen richten op het aanbieden van sport voor hun leden, omdat zij mogelijk minder ondersteuning krijgen van de overheid.
  • Topsporters, omdat sportverenigingen voorrang krijgen wat betreft zaalhuur in sportaccommodaties. Dit maakt dat topsporters alleen op ongunstige tijden kunnen trainen.

Belangrijke dilemma’s binnen dit perspectief

  • Er is een spanning tussen schaalvergroting en betrokkenheid. Waar de klassieke sportvereniging voor en door leden als uitgangspunt had, is deze betrokkenheid bij de verbrede functie als sociale ontmoetingsplek van de wijk niet meer vanzelfsprekend. Schaalvergroting biedt diverse voordelen, vooral als het gaat om het grotere maatschappelijke perspectief, maar waarderen de bestaande leden die voordelen ook (Lucassen en Van Kalmthout 2015)?
  • Als een vereniging zich sterker richt op de maatschappelijke doelen, is het de vraag waar de balans ligt tussen verschillende stakeholders, met ieder verschillende verwachtingen en culturele waarden. De overheid zal in ruil voor extra subsidie de realisatie van bijvoorbeeld welzijnsdoelen willen zien, terwijl de leden vooral een goed sportaanbod verwachten (Lucassen en Van Kalmthout 2015).

Belangrijkste uitkomstmaten

In dit perspectief staan meedoen en sociale cohesie centraal. Voor het kwantificeren en meten van deze uitdaging is gebruik gemaakt van de volgende drie (kern)indicatoren:

  1. Clublidmaatschap (kernindicator): het aandeel Nederlanders van 6 jaar en ouder dat lid is van een sportvereniging.
  2. Vrijwilligerswerk in de sport (kernindicator): het aandeel van de Nederlanders van 12 jaar en ouder dat maandelijks of vaker als vrijwilliger in de sport actief is.
  3. Vitaliteit sportverenigingen*: Uit de vitaliteitsindex blijkt dat ongeveer één op de vijf sportverenigingen in Nederland een vitale vereniging is. Dit betekent dat deze verenigingen zowel voldoende of goed scoren op de matrix voor organisatiekracht als voldoende of goed scoren op de matrix voor de maatschappelijke functie.

* Deze indicator is niet uitgewerkt in het trendscenario. Er is dus geen verwachte trend beschikbaar. Tijdens de expertsessie hebben de experts verondersteld dat de verwachte trend naar de toekomst ongeveer gelijk blijft.