Deze pagina beschrijft het cijfer, de bron en de methode van de (kern)indicator: het aandeel sportverenigingen dat beschouwd wordt als organisatiekrachtig.

>Cijfers van de indicator

>Bronbeschrijving van de indicator

>Methodebeschrijving van de indicator

Samenvatting

Definitie: Het aandeel sportverenigingen dat beschouwd wordt als organisatiekrachtig. Organisatiekrachtige verenigingen zijn in staat om het sportaanbod voor de (potentiële) leden te organiseren. Dit wordt gemeten aan de hand van de criteria: leden, beleid, accommodatie, kader en financiën.

Bron: MI Verenigingspanel (Mulier Instituut)

Meetfrequentie: tweejaarlijks gemeten, sinds 2016

Dit is een deelindicator van de indicator Vitale sportaanbieders.

Cijfers van de indicator

Cijfers zijn beschikbaar bij het Mulier Instituut en op de webpagina van het sportakkoord.

Uitsplitsing mogelijkheden geografisch: landelijk.

Uitsplitsing mogelijkheden achtergrondkenmerken: grootte verenigingen (aantal leden in 3 categorieën), eigen accommodatie en soort sport (zaalsport, overig binnensport, veldsport, overige buitensport).

Bronbeschrijving van de indicator

Bron en bronhouder

De bron van deze indicator is het MI Verenigingspanel. De bronhouder van het MI Verenigingspanel is het Mulier Instituut en de opdrachtgevers zijn VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en het Mulier Instituut.

Onderzoeksgroep

Het MI Verenigingspanel bestaat uit ruim 2.200 verenigingen. Deze worden allemaal uitgenodigd om de vragenlijsten in te vullen. Het aantal verenigingen dat de vragenlijst invult varieert per peiling.

De deelnemende verenigingen bieden 70 verschillende takken van sport aan en zijn afkomstig uit ongeveer 300 gemeenten. In het panel zijn allerlei categorieën sportverenigingen zo goed mogelijk naar evenredigheid vertegenwoordigd: grote en kleine verenigingen, clubs met teamsporten en (semi-) individuele sporten, clubs gevestigd in kleine en grote gemeenten, clubs met en zonder eigen accommodatie, etc.

Door het gebruik van een weegfactor wordt rekening gehouden met onder- en overrepresentatie van verenigingen in de verschillende categorieën. Ter referentie wordt hiervoor de Sportclub statistiek gebruikt van het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek). De samenstelling van het panel en de weging van de antwoorden maakt dat de uitkomsten representatief zijn voor de sportverenigingen in Nederland.

De respons op een vragenlijsten van MI verenigingspanel is gemiddeld 25 procent. 

Modus van uitvraag

Deelnemende verenigingen worden jaarlijks 1 tot 3 keer bevraagd. Eerdere meetmoment (peilingen) vermeld voor de indicatoren op www.sportenbewegenincijfers.nl zijn: 2008, 2012, 2014, 2016 voorjaar, 2018/2019 winter, 2019 winter, 2021 zomer, 2021 februari, 2022, 2023 februari/maart, 2023.

Periode van dataverzameling verschilt per jaar (zie hierboven). De vragenlijst staat 6 weken open.

Verenigingen worden per e-mail voor onderzoeken benaderd. De peilingen bij het Verenigingspanel worden via een webenquête afgenomen.

Historische informatie bron

Het Verenigingspanel is eind 1998 gestart, waarbij tot 2015 nauw is samengewerkt met NOC*NSF Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie (Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie) aan de uitbouw en beheer van het Verenigingspanel. Vanaf 2015 is het Verenigingspanel geheel in beheer bij het Mulier Instituut.

Methodebeschrijving van de indicator

Deelnemers

De omvang van de groep die de vragenlijst invult was in meting winter 2018/2019 442 verenigingen, in meting februari 2021 549 verenigingen en in meting februari/maart 2023 363 verenigingen.

De steekproef is wel representatief: door de samenstelling van het panel en de weging van de antwoorden zijn de uitkomsten representatief voor de sportverenigingen in Nederland.

Vraagstelling

Organisatiekracht bestaat uit vijf criteria: beleid, leden, kader (zoals bestuur, trainer en coaches), accommodatie en financiën. Elk criterium van organisatiekracht bestaat uit een aantal vragen van de Verenigingsmonitor waarop door verenigingen wordt gescoord. Per criterium worden 4-5 vragen gesteld die gaan over mate van ‘tekort(en)’ en beleid op het betreffende criterium.

De vragen gaan over de afgelopen twaalf maanden.

De vragenlijst is niet gevalideerd. Het instrument is zelf ontwikkeld o.b.v. opgebouwde kennis. Het is niet vergeleken met andere meetinstrumenten, omdat deze niet bestaan. Daarnaast zijn er geen theorieën op basis waarvan validiteit beoordeeld of getoetst zou kunnen worden.

Analyse beschrijving

Een onvoldoende wordt gescoord wanneer een vereniging minder dan 40 procent van de punten in een criterium heeft gehaald. Een score ‘matig’ staat voor 40 tot en met 59 procent van het totaal aantal punten, een score ‘voldoende’ voor 60 tot en met 79 procent, en een score ‘goed’ voor 80 procent of meer van de punten.

De totaalscores van alle vijf criteria bepaalt de totaalscore van organisatiekracht. Deze totaalscore wordt vervolgens opnieuw ingedeeld in onvoldoende, matig, voldoende en goed, volgens genoemde indeling.

Eerder gemeten

Eerdere jaren waarin de indicator is gemeten zijn voorjaar 2016, winter 2018/2019, februari 2021 en februari/maart 2023.

Historische informatie methode

Sinds 2016 volgt het Mulier Instituut de vitaliteit van sportverenigingen in Nederland. Vanaf dat moment zijn cijfers voor de verschillende meetjaren met dezelfde vraagstelling verzameld en op gelijke wijze geanalyseerd.

Achtergrondinformatie methode

Vitaliteitsindex | Mulier Instituut

Rapportages Mulier Instituut: 2016, 2018, 2019, 2021, 2023.

Contactinformatie

J. van Kalmthout (Mulier Instituut), sportenbewegenincijfers@rivm.nl

Rapport: beschikbaarheid cijfers en databronnen

Hoe de methode- en bron beschrijvingen tot stand zijn gekomen staat beschreven in het rapport "Data-infrastructuur Sport en Bewegen: beschikbaarheid van cijfers en preferente databron voor 164 indicatoren".  In het rapport wordt per thema een overzichtstabel van indicatoren weergegeven met daarbij de beschikbare databron. Er wordt per thema een conclusie getrokken of de beschikbare data-infrastructuur binnen een thema beperkt, redelijk of goed is. Als laatste worden er aanbevelingen gedaan voor de ontwikkeling van de data-infrastructuur Sport en Bewegen in de toekomst.