Keuzes voor sportbeleid

Beleid dat is geïnspireerd op het perspectief Naar de top zal volgens de experts negatieve gevolgen hebben voor meedoen, verenigingsleven en sociale cohesie (de opgave van DVV). Als de club veel nadruk legt op presteren en meer aandacht geeft ‘aan het eerste team’, kan dat leiden tot onvrede bij recreatieve sporters en daarmee uitstroom bij verenigingen.

Andersom geldt dat beleid dat is geïnspireerd op het perspectief DVV volgens de experts negatieve gevolgen heeft voor de topsport(prestaties) in Nederland. Meer mensen die met sport in aanraking komen, een goede verenigingsstructuur en een brede aanwas van sporters (gevolg van DVV) zal volgens de experts niet resulteren in betere topsportprestaties. Beschikbare middelen zullen namelijk primair in de breedtesport worden geïnvesteerd, met als gevolg dat er minder geld beschikbaar is voor topsportondersteuning, talentherkenning en –ontwikkeling. De stap van verenigingssport naar topsport wordt veel groter en wordt minder actief gefaciliteerd. Het draait binnen verenigingen namelijk niet om het door laten breken van talenten, maar om samenzijn en samen sporten (Van Bottenburg et al. 2012).

Goede voorbeelden voor verbinding

Er lijkt sprake van dilemma’s tussen topsport en verenigingsleven, tussen winnen en meedoen, tussen winnaarsmentaliteit en eerlijkheid integriteit en tussen selectie- en recreatieteams. Hieronder staan inspirerende voorbeelden hoe daarmee om te gaan?

Bewustzijn van spanning tussen top- en breedtesport

Het bewustzijn en het bespreken van de spanning tussen top- en breedtesport is belangrijk. Verenigingen kunnen top- en breedtesport binnen hun vereniging combineren en eventuele spanning hiertussen doen afnemen door:

  • beide perspectieven in de bestuurs- en organisatievorm van de vereniging te vertegenwoordigen;
  • uit te gaan van de behoeften van álle leden door met elkaar in gesprek te gaan; de open club-gedachte sluit hier goed bij aan (zie ook Kansen voor een toekomstbestendige sportvereniging);
  • een duidelijke visie te hebben over wat de vereniging is en wil (wat is het DNA van de vereniging: topsport, breedtesport of een combinatie van beide?).

Openheid over fairplay

Integriteit Integriteit is een karaktereigenschap van een individu die inhoudt dat de betrokkene eerlijk en oprecht is en niet omkoopbaar. Integriteit in de sport gaat over de vraag hoe sport op een eerlijke en rechtvaardige manier beoefend kan worden. (Integriteit is een karaktereigenschap van een individu die inhoudt dat de betrokkene eerlijk en oprecht is en niet omkoopbaar. Integriteit in de sport gaat over de vraag hoe sport op een eerlijke en rechtvaardige manier beoefend kan worden.) en fair play zijn kernwaarden binnen het verenigingsleven. Deze waarden staan op gespannen voet met de winnaarsmentaliteit in de topsport. Met het programma Naar een veiliger sportklimaat (2011) is er inmiddels veel aandacht voor gewenst en ongewenst gedrag in de sport. Openheid en elkaar aanspreken op fair play is een belangrijke taak van zowel bestuurders, trainers, coaches als ouders. Zodra de prestaties belangrijker worden, zoals bij talenten en topsporters, blijft fair play een aandachtspunt. Acties die hierop gericht zijn:

  • Begin 2017 zijn gedragsregels voor topsporters opgesteld.
  • NOC*NSF Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie (Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie) heeft e-learning ontwikkeld over het vak van topsporter en de organisatie van de topsportwereld. Sporters moeten deze e-learning doorlopen om in aanmerking komen voor een topsportstatus.
  • de Dopingautoriteit en de Radboud Universiteit onderzoeken hoe talentvolle jonge sporters over doping en gebruik van andere middelen denken. Het doel van het onderzoek is om jonge sporters weerbaar te maken voor doping.

Waar ligt de taak van talentherkenning?

Hoe komt de topsport aan talenten als talentherkenning en -ontwikkeling binnen sportverenigingen niet centraal staat? Het bewegingsonderwijs is een mogelijke kweekvijver voor talent. Alle kinderen komen ermee in aanraking. Voldoende omvang en kwaliteit van het bewegingsonderwijs is dan wel vereiste. Daarbij valt te denken aan het aanleren van een ‘fysiek alfabet’ (de basisvormen van bewegen) en het invoeren van een ‘citotoets bewegen’. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Vereniging Sport en Gemeenten biedt het Beweeg ABC aan. Dat is een leerlingvolgsysteem voor basisbeweegvaardigheid dat voor elke leerling een aanpak op maat biedt.
  • Het Almere Kenniscentrum Talent richt zich samen met verschillende organisaties op het verbeteren van de algehele beweegvaardigheid van kinderen, zodat zij zich kunnen ontwikkelen binnen de breedte- en/of topsport.

Een goede samenwerking tussen de vakleerkracht op school, de buurtsportcoach en de verenigingen in de buurt blijkt overigens onmisbaar voor de herkenning en doorstroom van talenten. De buurtsportcoach is hierbij een belangrijke schakel tussen de vereniging en de school (Pion 2017).