Dit is niet de eerste toekomstverkenning over sport en sportbeleid in Nederland. Bijna 20 jaar geleden, in 1999, verscheen Sport in Nederland: een beleidsgerichte toekomstverkenning, geschreven door Van den Heuvel en Van der Poel. In hun voorwoord beschreven de auteurs het doel van hun toekomstverkenning:

‘De studie geeft inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen in de komende jaren en de gevolgen voor de sport en het sportbeleid. Daarnaast wordt een aantal ontwikkelingslijnen doorgetrokken en op basis hiervan een beeld geschetst van de sport in het jaar 2020. Het toekomstbeeld dat van de sport wordt geschetst is uiteraard geen ‘zekere’ voorspelling. Eerder brengt het de onzekerheid in kaart door relevante thema’s en ontwikkelingen te beschrijven.’

Als we in dit citaat het jaartal 2020 vervangen door 2040, dan geldt deze doelstelling grotendeels ook voor deze toekomstverkenning uit 2017.

Interne differentiatie en externe verbondenheid

In hun conclusies wezen Van den Heuvel en Van der Poel op twee centrale ontwikkelingen in sport en sportbeleid:

  • Interne differentiatie: mensen binnen de sportwereld geven verschillende betekenissen aan wat sport voor hen inhoudt en waar het voor dient (‘sport als doel’). Deze ontwikkeling beschreven we in de vorige paragraaf.

  • Externe verbondenheid of ‘instrumentalisering’: sport als middel om doelen op andere beleidsterreinen, zoals gezondheid, welzijn en economische groei, te bereiken.

Beide ontwikkelingen – sport als doel en sport als middel – zijn nog altijd actueel en bepalen ook nu nog het beeld van de toekomst van sport. Op dit aspect van het sportbeleid komen we uitgebreid terug in Naar een sportiever Nederland.

Maatschappelijke ontwikkelingen

Een groot deel van ontwikkelingen die Van den Heuvel en Van der Poel voor 2020 hebben voorspeld, zijn in 2017 daadwerkelijk aan de orde. Commercialisering, informalisering en individualisering hebben sinds 1995 inderdaad een toenemende invloed gekregen op sport en bewegen. Traditionele partijen in de sport kregen de laatste twintig jaar steeds meer concurrentie van commerciële partijen. Ook nam de lucratieve vrijetijdsindustrie, waaronder sportevenementen en de markt voor sportproducten, een vlucht. Individualisering zien we terug in de opkomst van het autonome sporten; mensen bepalen steeds vaker zelf wanneer, waar en met wie ze sporten. Informalisering is vooral zichtbaar in de-institutionalisering van organisaties en organisatievormen, en in het toenemende belang van (virtuele) netwerken.

Daarnaast zijn er echter ook ontwikkelingen die iets anders zijn gelopen dan toen werd gedacht. Zo verwachtten Van den Heuvel en Van der Poel dat het percentage Nederlanders dat lid is van een sportvereniging zou toenemen, terwijl dat ongeveer gelijk is gebleven. De verregaande globalisering en commercialisering van de topsport en de rol van de media daarin, inclusief de gamificatie van sport werden door de onderzoekers aangestipt, maar hun invloed werd onderschat. Dat wijst er nog maar eens op dat een toekomstverkenning – dus ook deze – nooit een ‘voorspelling’ kan zijn.