70% van de bevolking van 6 jaar en ouder sport 12 keer per jaar of vaker

Het aandeel van de bevolking van 6 jaar en ouder dat 12 keer per jaar of vaker sport

 

Bron: CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vrijetijdsomnibus (VTO) CBS, 2012-2018 (SCP Sociaal Cultureel Planbureau (Sociaal Cultureel Planbureau )), 2020 (Mulier Instituut)Centraal Bureau voor de StatistiekCentraal Bureau voor de Statistiek
Meetjaar: 2020
Nieuwe cijfers: 2023

Overzicht

Sportdeelname 12 keer per jaar is één van de 20 kernindicatoren voor het landelijk monitoren van sport en bewegen. Hoeveel Nederlanders sporten er minimaal 12 keer per jaar? Op deze pagina worden de nationale cijfers gepresenteerd en cijfers voor  verschillende groepen in de bevolking beschreven.

Heden, verleden en toekomst

Nationaal

Sla de grafiek Sportdeelname minimaal 12 keer per jaar 2012-2020* over en ga naar de datatabel

7 op de 10 Nederlanders sport minstens 12 keer per jaar

In 2020 deed 70% van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder minstens 12 keer per jaar aan sport. Dit percentage is relatief stabiel over de tijd. 

De Sport Toekomstverkenning concludeert dat tot 2030 de sportdeelname ongeveer gelijk zal blijven. Wel zal er een verschuiving plaatsvinden naar andere typen sport dan nu populair zijn, voornamelijk naar meer individuele sporten.

 

Landsdeel

Sla de grafiek Sportdeelname minimaal 12 keer per jaar 2020 over en ga naar de datatabel

Laagste sportdeelname in Noord-Nederland 

In 2020 deed 64% van de Noord-Nederlanders van 6 jaar en ouder minstens 12 keer per jaar aan sport. Dit is lager dan voor de andere landsdelen (69%-72%). 

Tussen 2012 en 2020 is voor Noord-Nederlanders een dalende trend te zien in sportdeelname. Voor Nederlanders woonachtig in het oosten van het land was tot 2016 ook een dalende trend te zien. In West-Nederland is het percentage van 2020 vergelijkbaar met eerdere jaren. In Zuid-Nederland is het percentage in 2020 iets lager dan in voorgaande jaren.

*NB: de cijfers van 2012, 2014 en 2016 zijn aangepast vanwege een nieuwe weging. Daarnaast is in 2020 door de coronacrisis het veldwerk anders verlopen dan normaal. Hierdoor zijn er minder face-to-face interviews afgenomen. Het is onbekend of deze aanpassingen de vergelijkbaarheid met eerdere metingen hebben beïnvloed.

Bron: CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vrijetijdsomnibus (VTO). 2012-2018, SCP Sociaal Cultureel Planbureau (Sociaal Cultureel Planbureau ) in samenwerking met het CBS. De VTO-meting van 2020 is tot stand gekomen via een samenwerking van de Boekmanstichting (namens OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen)) en het Mulier Instituut (namens VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)) met het CBS. 

Methode: Sportdeelname 12 keer per jaar is nagevraagd in de VTO. Aan de respondenten is gevraagd welke sporten zij in de afgelopen 12 maanden hebben beoefend en hoe vaak zij in totaal hebben gesport. Meer informatie over de methode is te vinden op de methode pagina van de (kern)indicatoren.

Sportdeelname 12 keer per jaar door verschillende groepen in de bevolking

Geslacht

Sla de grafiek Sportdeelname minimaal 12 keer per jaar 2012-2020 over en ga naar de datatabel

Geen verschil in sportdeelname tussen mannen en vrouwen

In 2020 deden Nederlandse mannen van 6 jaar en ouder ongeveer even vaak minimaal 12 keer per jaar aan sport dan vrouwen (71% versus 69%).  Dit beeld komt overeen met cijfers uit 2018. In de jaren 2012 t/m 2016 was het aandeel mannen dat minimaal 12x per jaar sportte iets hoger dan onder vrouwen. 

Over de tijd zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen afgenomen.

 

Leeftijd

Sla de grafiek Sportdeelname minimaal 12 keer per jaar 2012-2020 over en ga naar de datatabel

Sportdeelname van jongeren hoger dan van ouderen

In 2020 nam het percentage Nederlanders van 6 jaar en ouder dat minstens 12 keer per jaar sport af met het toenemen van de leeftijd. Dit is voor alle meetjaren het geval. 

In de periode 2012-2020 lijkt het aandeel 20 t/m 34 jarigen dat minstens 12 keer per jaar sport af te nemen. Voor 80 plussers is  dit percentage juist  toegenomen. Voor de overige leeftijdsgroepen zijn er in de afgelopen jaren geen duidelijke verandering te zien. 

Opleidingsniveau

Sla de grafiek Sportdeelname minimaal 12 keer per jaar 2012-2020 over en ga naar de datatabel

Hogeropgeleiden sporten vaker minstens 12 keer per jaar

In 2020 sportte 82% van de hogeropgeleide Nederlanders van 25 jaar en ouder minstens 12 keer per jaar terwijl dit onder de lageropgeleiden 45% was. De sportdeelname van middelbaar opgeleiden ligt daar tussen in (64%). Dit beeld komt overeen met cijfers uit eerdere meetjaren.

Het percentage lager, middelbaar en hogeropgeleiden dat 12 keer per jaar of vaker sport is min of meer stabiel tussen 2012 en 2020.

Chronische aandoening/beperking

Sla de grafiek Sportdeelname minimaal 12 keer per jaar 2012-2020 over en ga naar de datatabel

Mensen met een aandoening of beperking sporten minder vaak

In 2020 was het percentage Nederlanders van 6 jaar en ouder met een chronische aandoening en/of lichamelijke beperking (motorisch, auditief, visueel) dat minstens 12 keer per jaar sport lager dan mensen zonder chronische aandoening of beperking.  Dit beeld komt overeen met eerdere jaren. Het aandeel Nederlanders met en zonder  een aandoening en/of beperking dat minimaal 12x per jaar sport is min of meer stabiel in de periode 2012 en 2020, met uitzondering van het meetjaar 2014.

Meer informatie over het beweeg- en sportgedrag van mensen met een chronische aandoening en lichamelijke beperking is te vinden in dit RIVM rapport.

Overig

Download de overige uitsplitsingen

De kernindicator sportdeelname 12 keer per jaar is ook uitgesplitst  naar:

  • Herkomst
  • Burgerlijke staat
  • Huishoudsamenstelling
  • Maatschappelijke arbeidspositie
  • Mate van verstedelijking
  • Gemeentegrootte
  • Ervaren gezondheid
  • Lichamelijke beperking
  • Huishoudinkomen
  • Geaardheid
  • Landsdeel

Deze cijfers zijn te vinden in een Excelbestand dat hieronder te downloaden is.

Motieven voor sportdeelname

Totale populatie

Sla de grafiek Belangrijke redenen om te sporten 2020 over en ga naar de datatabel

Plezier, gezondheid en conditie belangrijk

In 2020 sportte 9 op 10 personen van 6 jaar en ouder dat minimaal 12 keer per jaar sport voor hun plezier of voor hun gezondheid en/of conditie. Ook werden sociale contacten door 61% genoemd als belangrijke reden om te sporten.

Sportlocatie en sportverband

Sportlocatie

Sla de grafiek Locatie waar wordt gesport 2014-2020* over en ga naar de datatabel

Vaker sporten op de openbare weg, in de natuur of thuis 

In 2020 werd door personen van 6 jaar en ouder dat minimaal 12 keer per jaar sport het vaakst op de openbare weg of in de natuur, zoals een park, bos, strand of meer, gesport. Ook werd er vaak gesport in een overdekte sportaccommodatie, zoals een sporthal, gymzaal, zwembad of fitnesscentrum. In 2014 en 2016 werd er het vaakst in een overdekte sportaccommodatie gesport en minder vaak op de openbare weg of in natuur. In 2020 werd er ook vaker thuis gesport.

*In 2018 is de sportlocatie niet nagevraagd.

Sportverband per sport

Sla de grafiek Meest beoefende verband voor de belangrijkste sport, 2014-2020 over en ga naar de datatabel

Sportverband varieert sterk per sport

Het meest beoefende verband voor de belangrijkste sport verschilt naar type sport. Tussen 2014 en 2020 werd door personen van 6 jaar en ouder die minstens 12 keer per jaar sporten bij fitness, turnen en yoga voornamelijk met een abonnement gesport. Bij veldsport en zaalsport werd met name gesport via een lidmaatschap. Wielrennen / toerfietsen, hardlopen / joggen, wandelsport en duursport werden vaak individueel beoefend.

De categorie 'Anders' omvat onder andere sporten via school of via de naschoolse opvang, bedrijfssport, sociaal cultureel werk en zorginstelling.

Meer informatie over sportverband naar achtergrondkenmerken is hier te vinden.

Meer informatie

G.C.W. Wendel-Vos (RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu))