Overzicht
Op deze pagina wordt het voldoen aan de beweegrichtlijnen door Nederlanders van 65 jaar en ouder uiteengezet. Hier worden de verschillen tussen kenmerken van ouderen, zoals geslacht, opleidingsniveau en overgewicht beschreven. Om de verschillen te verklaren wordt dieper ingegaan op de onderliggende beweegactiviteiten. Tot slot wordt ingegaan op het voldoen aan het balans advies dat specifiek voor ouderen is gegeven.
Men voldoet aan de beweegrichtlijnen door zowel 150 minuten per week aan matig en/of zwaar intensieve activiteiten (Onderdeel 1) als twee keer per week spier- en botversterkende activiteiten (Onderdeel 2) te doen.
Het balans advies houdt in dat men tenminste één keer week balansoefeningen doet. Hier voldoet iemand aan wanneer men een sport doet waarbij de balans wordt getraind. Dit zijn sporten zoals dansen, surfen, gymnastiek, yoga en enkele vechtsporten.
> Heden en verleden
> Voldoen aan de beweegrichtlijnen door verschillende groepen
> Tijd besteed aan beweegactiviteiten door verschillende groepen
> Activiteiten naar het voldoen aan de onderdelen van de beweegrichtlijnen
> Balansoefening door verschillende groepen
> Samenvatting
Totale populatie
In 2017 voldeed 37% van de ouderen (65 jaar en ouder) aan de beweegrichtlijnen. Het voldoen aan deze richtlijnen is gestegen sinds 2001 (22%). Wanneer de twee aparte onderdelen van de beweegrichtlijnen worden bekeken, blijkt dat in 2017 44% voldeed aan het onderdeel matig en/of zwaar intensieve activiteiten en 70% aan het onderdeel spier- en botversterkende activiteiten. Ook voor deze twee onderdelen is een duidelijke stijging sinds 2001 te zien.
Geslacht
In 2017 voldeed 43% van de mannen en 31% van de vrouwen van 65 jaar en ouder aan de beweegrichtlijnen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat mannen vaker aan het onderdeel matig/zwaar intensieve activiteiten voldeden (53%) dan vrouwen (37%). Aan het onderdeel spier- en botversterkende activiteiten voldeden mannen en vrouwen ongeveer even vaak (70% en 69%, respectievelijk).
Leeftijd
In 2017 is een daling van het percentage ouderen dat voldoet aan de beweegrichtlijnen bij een stijging van leeftijd te zien. Zo voldeden 48% van de 65 t/m 69 jarigen en 9,9% van de 85-plussers aan de beweegrichtlijnen. Deze trend is ook te zien voor het onderdeel matig en/of zwaar intensieve activiteiten en het onderdeel spier- en botversterkende activiteiten
Opleidingsniveau
In 2017 voldeden lager opgeleide ouderen (29%) minder vaak aan de beweegrichtlijnen dan de hoger opgeleide ouderen (51%). De middelbaar opgeleide ouderen zaten hier tussen in (39%). Dit patroon is ook te zien voor het onderdeel matig en/of zwaar intensieve activiteiten en het onderdeel spier- en botversterkende activiteiten.
Chronische aandoening/beperking
In 2017 voldeden ouderen met een chronische aandoening (43%) ongeveer even vaak aan de beweegrichtlijnen als ouderen zonder een aandoening of lichamelijke beperking (46%). De ouderen met een lichamelijke beperking voldeden minder vaak met 16%. Van de ouderen met zowel een lichamelijke beperking als een chronische aandoening voldeed 13%. Dit patroon is ook te zien voor het onderdeel matig en/of zwaar intensieve activiteiten en het onderdeel spier- en botversterkende activiteiten.
Gewicht
In 2017 voldeden ouderen met een Body Mass Index (BMI (Body Mass Index. De BMI is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft. De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of ondergewicht.)) onder de 25 kg/m² (44%) vaker aan de beweegrichtlijnen dan ouderen met matig overgewicht (BMI: 25-29,9 kg/m², 35%) en ouderen met ernstig overgewicht (BMI ≥ 30 kg/m², 26%). Dit patroon is ook te zien voor het onderdeel matig en/of zwaar intensieve activiteiten en het onderdeel spier- en botversterkende activiteiten.
Wekelijkse sporter
In 2017 voldeden ouderen die wekelijks sporten vaker aan de beweegrichtlijnen (57%) dan ouderen die dat niet wekelijks sporten (22%). Aan het onderdeel matig en/of zwaar intensieve activiteiten werd door wekelijkse sporters twee keer zo vaak voldaan (63%) dan door ouderen die niet wekelijks sporten (30%). Dit verschil is kleiner voor het onderdeel spier- en botversterkende activiteiten. Hieraan voldeed 85% van de ouderen die wekelijks sporten en 58% van de ouderen die niet wekelijks sporten.
Zitgedrag
In 2017 zijn er geringe verschillen in het voldoen aan de beweegrichtlijnen tussen ouderen die veel en weinig zitten. Van de ouderen die minder dan 6,7 uur zitten op een dag voldeed 36% aan de beweegrichtlijnen. Voor ouderen die 6,7 tot 9,3 uur op een dag zitten voldeed 35% en voor ouderen die veel zitten (≥ 9,3 uur/dag) voldeed 32% aan de beweegrichtlijnen.
*Het was niet mogelijk om het aandeel dat voldoet aan de beweegrichtlijnen uit te splitsen naar herkomst vanwege te kleine aantallen van ouderen met een niet-westerse migratieachtergrond.
Totaal
Van de verschillende beweegactiviteiten besteedden ouderen de meeste tijd aan wandelen (3,8 uur per week) en fietsen (3,1 uur per week). Dit patroon was in bijna elke subgroep van ouderen terug te zien (zie tabbladen). Alle subgroepen besteedden de meeste tijd aan wandelen. Meestal werd dit gevolgd door fietsen, behalve bij ouderen van 80 jaar en ouder, hoger opgeleide ouderen en wekelijks sportende ouderen. Ouderen van 80 jaar en ouder besteedden meer tijd aan tuinieren dan fietsen en hoger opgeleide ouderen en wekelijks sportende ouderen besteedden meer tijd aan sport dan fietsen. Bij ouderen met een chronische aandoening en beperking werd evenveel tijd besteed aan tuinieren als aan fietsen.
Geslacht
Mannen besteedden aan alle activiteiten meer tijd dan vrouwen, behalve aan wandelen en zwaar huishoudelijke activiteiten. Voor klussen werd het grootste verschil gevonden. Mannen besteedden daar gemiddeld 3,3 uur aan en vrouwen 0,8 uur.
Leeftijd
Ouderen van 65 t/m 79 jaar besteedden aan alle activiteiten meer tijd dan 80-plussers. Van alle activiteiten is het grootste verschil te zien tussen de twee leeftijdsgroepen bij fietsen. 65 t/m 79 jarigen fietsten gemiddeld 3,6 uur per week en 80-plussers 1,3 uur per week.
Opleidingsniveau
Hoger opgeleide ouderen besteedden over het algemeen de meeste tijd aan alle activiteiten ten opzichte van lager en middelbaar opgeleide ouderen. Alleen bij fietsen, tuineren en klussen was de tijd besteed aan deze activiteiten vergelijkbaar met of zelf iets lager dan die van middelbaar opgeleide ouderen. Voor sport zijn de grootste verschillen tussen hoger-opgeleiden en middelbaar en lager opgeleide ouderen te zien. Hoger opgeleide sportte gemiddeld 3,4 uur per week, terwijl middelbaar en lager opgeleide ouderen respectievelijk 2,4 uur per week en 1,4 uur per week sportte.
Chronische aandoening/beperking
Ouderen met een chronische aandoening besteedden ongeveer net zoveel tijd aan de verschillende activiteiten als ouderen zonder een aandoening of beperking. Ouderen met een chronische aandoening en een beperking besteedden beduidend minder tijd aan alle activiteiten dan de andere twee groepen. De grootste verschillen zijn te vinden voor fietsen. Ouderen met een chronisch aandoening en een beperking fietsten gemiddeld 1,0 uur per week, terwijl ouderen met enkel een chronische aandoening en ouderen zonder zowel een aandoening als beperking respectievelijk 3,7 uur per week en 3,9 uur per week fietsten.
Gewicht
Ouderen zonder overgewicht en ouderen met matig overgewicht besteedden ongeveer evenveel tijd aan de verschillende activiteiten. Beide groepen besteedden meer tijd aan de verschillende activiteiten dan ouderen met ernstig overgewicht, behalve bij zware huishoudelijke activiteiten. Tussen ouderen zonder overgewicht en ouderen met ernstig overgewicht werden de grootste verschillen gevonden in tijd besteed aan sport. Ouderen zonder overgewicht sportte gemiddeld 2,5 uur per week, terwijl ouderen met ernstig overgewicht 1,3 uur per week sportte.
Wekelijkse sporter
Ouderen die wekelijks sporten besteedden vanzelfsprekend meer tijd aan sport dan ouderen die niet wekelijks sporten (0 vs. 5 uur per week). Maar, zij besteedden ook meer tijd aan wandelen, fietsen en zwaar huishoudelijke activiteiten.
Zitgedrag
De tijd besteed aan activiteiten verschilde niet tussen ouderen die veel of weinig zitten.
Ouderen van 65 jaar en ouder die niet voldeden aan de beweegrichtlijnen besteedden minder tijd aan alle beweegactiviteiten en doen de activiteiten minder vaak. Als het gaat om het onderdeel tijd besteed aan tenminste matig intensieve activiteiten zijn de grootste verschillen te zien bij fietsen. Ouderen die wel voldeden aan dit onderdeel fietsten gemiddeld 5,6 uur per week, terwijl ouderen die niet voldeden aan dit onderdeel gemiddeld 1,1 uur per week fietsten. Dit patroon is te zien in bijna alle subgroepen ouderen.
Echter, bij hoger opgeleide ouderen is bij zowel fietsen als bij sport een groot verschil te zien tussen degene die wel en die niet voldeden aan dit onderdeel. Ouderen die wel voldeden fietsten gemiddeld 4,8 uur per week en sportten 5,2 uur per week, terwijl degene die niet voldeden 1,6 uur per week fietsten en 1,7 uur per week sportten. Bij ouderen met een chronische aandoening en een beperking is het grootste verschil tussen degene die wel en niet voldeden aan dit onderdeel te vinden bij tuinieren. Degene die wel voldeden tuinierden 4,3 uur per week, terwijl degene die niet voldeden 0,3 uur per week tuinierden.
Als het gaat om het onderdeel spier- en botversterkende activiteiten is het grootste verschil te zien bij wandelen. Ouderen die voldeden aan dit onderdeel wandelden gemiddeld 4,4 keer per week, terwijl ouderen die niet aan dit onderdeel voldeden gemiddeld 0,1 keer per week wandelden. Dit patroon is in alle subgroepen ouderen te vinden.
Tijd besteed aan beweegactiviteiten 2017
Totaal
In 2017 voldeed 9% van de ouderen van 65 jaar en ouder aan het advies om minimaal één keer per week balansoefeningen te doen. De ouderen die balansoefeningen doen, doen dit dan vaak één keer per week (6%).
Geslacht
In 2017 was er een groot verschil tussen en mannen en vrouwen die balansoefeningen doen. Van de mannen deed 4% aan balansoefeningen en van de vrouwen deed 13% dit.
Leeftijd
In 2017 deden ouderen van 65 tot 79 jaar (9%) even vaak aan balansoefeningen als ouderen van 80 jaar en ouder (9%).
Opleidingsniveau
In 2017 waren geen verschillen tussen opleidingsniveaus te zien in het doen van balansoefeningen. Van de lager opgeleide ouderen deed 9% balansoefeningen, van de middelbaar opgeleide 8% en de hoger opgeleide 9%.
Chronische aandoening/beperking
In 2017 deed 10% van de ouderen zonder een aandoening of beperking balansoefeningen. Dit was lager voor ouderen met een chronische aandoening en een lichamelijke beperking (6%). Van de ouderen met alleen een chronische aandoening deed 8% aan balansoefeningen en voor de ouderen met alleen een lichamelijke beperking was dit 9%.
Gewicht
In 2017 deden minder ouderen met ernstig overgewicht (BMI (Body Mass Index. De BMI is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft. De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of ondergewicht.) ≥ 30 kg/m2) balansoefeningen (7%) dan ouderen met een BMI lager dan 25 kg/m2(11%). Van de ouderen met matig overgewicht (BMI 25-29,9 kg/m²) deed 8% balansoefeningen.
Beweegrichtlijnen
Van de ouderen die aan de beweegrichtlijnen voldoen deed 13% aan balansoefeningen. Voor de ouderen die niet voldeden aan de beweegrichtlijnen was dit 6%.
*Het doen van balansoefeningen is niet uitgesplitst naar wekelijkse sporters aangezien er alleen aan balansoefeningen kon worden gedaan door middel van sport.
Over de jaren zijn ouderen van 65 jaar en ouder vaker aan de beweegrichtlijnen gaan voldoen, maar het percentage dat hieraan voldoet blijft laag (37%).
De groepen ouderen die het laagst scoorden op de beweegrichtlijnen waren 80 plussers en ouderen met een chronische aandoening en een beperking (17% resp. 13%). Ouderen die niet wekelijks sporten (22%), ernstig overgewicht hadden (26%) en een lager opleidingsniveau hadden (29%) lieten ook lage scores zien. De oudere vrouwen bleven achter met 31%.
Alle groepen ouderen besteedden de meeste tijd aan wandelen en fietsen, behalve ouderen van 80 jaar en ouder, hoger opgeleide ouderen en wekelijks sportende ouderen. Bij hen was in plaats van fietsen tuinieren en respectievelijk sport een belangrijke activiteit.
De verschillende groepen ouderen laten verschillende activiteiten niveaus zien. Mannen besteedden bijvoorbeeld veel meer tijd aan klussen dan vrouwen. Andere grote verschillen in activiteiten niveau werden gevonden voor fietsen tussen 80 plussers en 65 t/m 79 jarigen en tussen ouderen met en zonder een aandoening en beperking, en voor sport tussen lager- en hoger opgeleide ouderen en tussen ouderen met ernstig overgewicht en ouderen zonder overgewicht.
Ouderen die niet voldeden aan de beweegrichtlijnen besteedden minder tijd aan alle beweegactiviteiten en doen de activiteiten minder vaak. Als het gaat om het onderdeel tijd besteed aan tenminste matig intensieve activiteiten zijn de grootste verschillen te zien bij fietsen. Bij het onderdeel aantal keer per week spier- en botversterkende activiteiten is dit wandelen.
Fietsen en wandelen lijken daarmee belangrijke activiteiten voor ouderen om te voldoen aan de beweegrichtlijnen.
Voor ouderen is het doen van balansoefeningen tenminste 1 keer in de week ook van groot belang. Echter, maar weinig ouderen oefenden hun balans (9%). Tussen de verschillende groepen ouderen waren weinig verschillen te zien. Er werden alleen verschillen gevonden tussen mannen en vrouwen en tussen ouderen met en zonder een chronische aandoening en beperking.
Bronvermelding
Bewegen & Sport: Gezondheidsenquete/Leefstijlmonitor, CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) in samenwerking met RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), 2017
Zitgedrag: LSM-A Bewegen en Ongevallen/ Leefstijlmonitor, CBS in samenwerking met RIVM , 2017