Letsel dat tijdens of als gevolg van een sportactiviteit is ontstaan en waardoor deze activiteit gestaakt moest worden of aan de eerstvolgende sportactiviteit niet kon worden deelgenomen
Sportblessures worden gemonitord met twee indicatoren:
- Sportblessurerisico: Het aantal sportblessures op basis van 1000 uur sportbeoefening onder sporters van 4 jaar en ouder die minimaal 1 keer in het meetjaar gesport hebben.
- Geblesseerde sporters: Het aandeel wekelijkse sporters van 4 jaar en ouder dat heeft aangegeven in de afgelopen 3 maanden een sportblessure te hebben gehad.
Bron: Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor, CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) i.s.m. het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) en VeiligheidNL
Meetjaar: 2023
Nieuwe cijfers: 2025
Overzicht
Het blessurerisico en het percentage geblesseerde sporters zijn onderdeel van de 20 kernindicatoren voor het landelijk monitoren van sport en bewegen. Wat is het blessurerisico van Nederlanders? Op deze pagina worden de nationale cijfers gepresenteerd. Deze worden voor verschillende groepen in de bevolking beschreven. Het aandeel van de Nederlandse sporters dat een blessure op loopt wordt beschreven. Ook wordt aandacht besteed aan sporttakken waarbij frequent blessures optreden en lichaamsdelen die (het vaakst) geblesseeerd raken. Daarnaast worden de cijfers voor ernstige blessures gepresenteerd. Ook wordt een korte toelichting op het huidige blessurepreventie beleid gegeven.
alle kernindicatoren
Heden, verleden en toekomst
Blessurerisico Geblesseerde sporters
1 op de 10 sporters een blessure*
In 2023 rapporteerde 11% van de wekelijkse sporters een sportblessure opgelopen te hebben in de afgelopen 3 maanden. Gezamenlijk liepen zij 2,4 blessures per 1.000 uur sport op.
In 2023 is het aandeel geblesseerde sporters vergelijkbaar met eerdere jaren. Door een verandering in methodologie is het niet mogelijk om cijfers over blessurerisico te vergelijken met cijfers van voor 2018.
In de Sport Toekomstverkenning wordt geconcludeerd dat naar verwachting het aantal sportblessures onder de gehele bevolking toeneemt.
* In het statistiekjaar 2020 werd de waarneming voor de Gezondheidsenquête verstoord door de coronacrisis. In een deel van het jaar was niet mogelijk om aan huis interviews af te nemen en kwam er dus alleen via internet respons binnen. Om hiermee om te kunnen gaan is het weegmodel van de Gezondheidsenquête aangepast voor het jaar 2020. Daarbij is gebruik gemaakt van tijdreeksmodellen om te kunnen corrigeren voor het wegvallen van een deel van de waarneming. Meer informatie hierover kunt u vinden in deze nota. Ook in 2021 had de waarneming voor de Gezondheidsenquête te kampen met verstoringen, als gevolg van corona(maatregelen). Daar is op dezelfde manier mee omgegaan als in 2020. Bij de interpretatie van de cijfers van 2020 en 2021 moet rekening worden gehouden dat de COVID-19-pandemie en de daarmee gepaard gaande maatregelen mogelijk invloed kunnen hebben gehad op het gedrag en de gezondheid van de geïnterviewde zelf.
Het invoeren en optimaliseren van de doelgroepenbenadering in 2021 heeft bij enkele uitkomstvariabelen invloed gehad op de cijfers. Er is door CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek), RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) en Trimbos-instituut aanvullend onderzoek gedaan, waarbij de waarneemstrategie van 2021 is gesimuleerd op de data van 2014 tot en met 2019. Op die manier kon geschat worden hoe voor die jaren de uitkomsten op enkele kernvariabelen zouden zijn geweest als toen al de waarneemstrategie van 2021 was toegepast. Bij de kernvariabelen over het gebruik van niet-voorgeschreven medicijnen, roken, dagelijks roken, overmatig alcoholgebruik en het voldoen aan de beweegrichtlijnen werden in sommige jaren verschillen gevonden tussen de gepubliceerde en gesimuleerde uitkomsten. Deze verschillen werden met name in de jaren 2014 t/m 2017 gevonden. Over de aanvullende analyses is een nota geschreven, waarin wordt geadviseerd om uit te blijven gaan van de gepubliceerde cijfers van voorgaande jaren. Meer over deze analyse en de uitkomsten is te vinden in de nota: Dataverzamelingsproces Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor 2014-2021.
Bron: Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) i.s.m. het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) en VeiligheidNL (2017-2023).
Methode: De kernindicator sportblessurerisico wordt berekend onder sporters die in het betreffende meetjaar minimaal 1 keer gesport hebben. Voor hen wordt het aantal opgelopen blessures gedeeld door aantal gesporte uren op jaarbasis en dit uitgedrukt per 1000 sporturen. De gepresenteerde cijfers zijn gewogen naar het aantal gesporte uren, zodat mensen met meer sporturen zwaarder meetellen in deze risico indicator. De indicator geblesseerde sporters wordt berekend onder wekelijkse sporters op basis van de vraag of men in de afgelopen 3 maanden een sportblessure heeft opgelopen.
Sportblessures in verschillende groepen van de bevolking
Geslacht
Mannen vaker geblesseerd dan vrouwen
In 2023 rapporteerde 14% van de mannelijke sporters een sportblessure te hebben opgelopen in de afgelopen 3 maanden. Voor vrouwen was dit percentage 8%. Het gemiddelde aantal uren dat mannen sporten is hoger dan voor vrouwen. Uitgedrukt per 1000 sporturen hebben mannelijke sporters echter ook een grotere kans op het krijgen van een sportblessure dan vrouwelijke sporters (2,7 versus 2,1). Dit beeld komt overeen met cijfers uit voorgaande jaren.
Leeftijd
55-plussers minst vaak geblesseerd
In 2023 rapporteerde 7% van de sportende 55-plussers één of meer sportblessures te hebben opgelopen in de afgelopen 3 maanden. Het blessurerisico van 1,3 per 1000 sporturen is ook het laagst onder 55-plussers. Onder 18 t/m 34 jarige sporters is het het aandeel geblesseerde sporters het hoogst (15%, blessurerisico 3,2 per 1000 sporturen).
Geslacht en leeftijd
Meeste blessures onder 18 t/m 34 jarige mannen
In 2023 rapporteerde 18% van de sportende jonge mannen (18 t/m 34 jaar) één of meer sportblessure(s) te hebben opgelopen in de afgelopen 3 maanden. Dit percentage is hoger vergeleken met de andere geslacht-specifieke leeftijdsgroepen. Dit beeld komt overeen met cijfers uit eerdere jaren.
Het blessurerisico was in 2023 het hoogst onder mannen van 35 t/m 54 jaar (3,9 blessures per 1.000 uur sport).
Opleidingsniveau
Lager opgeleiden minder vaak geblesseerd
In 2023 rapporteerde 5% van de sportende lager opgeleiden van 25 jaar en ouder in de afgelopen 3 maanden één of meer sportblessures te hebben opgelopen. Dit percentage is lager dan onder hoger opgeleiden (12%). Het risico op het krijgen van een sportblessure is kleiner voor lager opgeleiden vergeleken met hoger opgeleiden (1,1 versus 3,0 sportblessures per 1000 uren sport). Dit beeld komt overeen met cijfers uit eerdere jaren.
Langdurige aandoening/beperking
Minder blessures bij mensen met zowel aandoening als beperking
In 2023 was het percentage sporters dat een blessure heeft opgelopen in de afgelopen 3 maanden het laagst onder mensen met zowel een langdurige aandoening als een lichamelijke beperking (9%) vergeleken met mensen met alleen een langdurige aandoening (11%) of geen aandoeningen of beperking (12%). Dit kan mede komen omdat mensen met zowel een aandoening als een beperking minder uren sporten op jaarbasis of dat zij minder risicovolle sporten doen vergeleken met de andere groepen. Mensen met zowel een langdurige aandoening als een lichamelijke beperking hadden in 2023 wel het grootste risico op het oplopen van een sportblessure (3,7 blessures per 1000 sporturen) vergeleken met de andere groepen.
Overig
Download de overige uitsplitsingen
De blessure indicatoren zijn ook uitgesplitst naar:
- Migratieachtergrond
- Burgerlijke staat
- Huishoudsamenstelling
- Maatschappelijke arbeidspositie
- Mate van verstedelijking
- Ervaren gezondheid
- Overgewicht
- Type beperking
Deze cijfers zijn te vinden in het Excelbestand dat hieronder te downloaden is.
Blessureindicatoren uitgesplitst naar achtergrondkenmerken
Zie Kernindicator sportdeelname wekelijks voor cijfers over wekelijkse sportdeelname door deze groepen.
Blessures naar sporttak
Totale bevolking
Meeste sportblessures bij veldvoetbal
In 2022 is veldvoetbal de sporttak waarin de meeste blessures werden opgelopen (19%). Ook tijdens fitness (incl. aerobics en krachttraining; 17%) en hardlopen (13%) werd een aanzienlijk deel van de blessures opgelopen. Gezamenlijk waren deze drie sporttakken verantwoordelijk voor de helft (49%) van de in 2022 in Nederland opgelopen blessures. In het perspectief van het aantal uren dat aan deze sporttakken besteed werd kende fitness een aanmerkelijk kleiner risico op een blessure (1,5 blessure per 1.000 uur sport) dan hardlopen (5,5) en voetbal (5,6).
In 2022 is het blessurerisico van voetbal en fitness toegenomen ten opzichte van 2021, de kans op een hardloopblessure is vergelijkbaar.
Leeftijd
Leeftijdsverdelingen geblesseerde sporters verschilt per sporttak
Tijdens veldvoetbal liepen veel meer kinderen/jongeren in de leeftijd tot en met 17 jaar een blessure op dan tijdens hardlopen en fitness. Veldvoetbal kende relatief weinig geblesseerden van 55 jaar of ouder en bij hardlopen en fitness kwamen geblesseerden onder de 18 jaar weinig voor.
Sportblessures naar geblesseerd lichaamsdeel
Een kwart van de blessures is aan de knie
Bijna zes op de tien sportblessures in 2022 waren blessures aan de onderste extremiteiten (59%). De meest opgelopen blessure was de knieblessure: ruim een kwart van de geblesseerden (26%) raakte geblesseerd aan de knie. Ook blessures aan het been en aan de enkel kwamen veel voor.
Van de drie grootste blessuresporten zien we dat van alle veldvoetbalblessures 81% een blessure aan de onderste extremiteiten was, vooral aan de knie (26%) en de enkel (21%). Ook voor hardlopen geldt dat de meerderheid van de blessures voorkwam aan de onderste extremiteiten (91%), vooral knieblessures (39%) en blessures aan het been (16%). Fitness kende vooral veel blessures aan de schouder (24%), de knie (19%) en de rug of rugwervels (16%).
Bijna twee derde deel van de blessures (65%) was een acuut ontstane blessure, bijvoorbeeld door zwikken of een botsing. Ruim een derde deel ontstond geleidelijk, vaak door overbelasting of een veel herhaalde beweging. Van de drie grootste blessuresporten valt op dat blessures tijdens veldvoetbal grotendeels acuut ontstonden (73%), veel vaker dan fitnessblessures (54%) en hardloopblessures (53%).
Ernst sportblessure
SEH-bezoek naar sporttak
Sla de grafiek Sportblessures: SEH-bezoeken in 2022* over en ga naar de datatabelMeeste SEH (Spoedeisende hulp)-bezoeken door veldvoetbal
Veldvoetbal, de meest beoefende sport in Nederland, leidt tot veruit de meeste SEH-bezoeken. In 2022 vonden 31.400 SEH-bezoeken in verband met een blessure door veldvoetbal plaats, bijna een derde van alle SEH-bezoeken in verband met een sportblessure (30%). Na veldvoetbal volgen op afstand bewegingsonderwijs en paardensport met 8.300 en 7.100 SEH-bezoeken. Plaats vier en vijf worden ingenomen door wielrennen en hockey met beiden 4.600 SEH-bezoeken in 2022.
Mountainbiken meest risicovolle sport
Op basis van alle sporttakken waarvoor betrouwbare gegevens over de hoeveelheid sporturen beschikbaar zijn blijkt dat mountainbiken de meest risicovolle sport per 1.000 uur is in 2022, gevolgd door veldvoetbal en paardensport.
*Bron: Letsel Informatie Systeem, 2022
Trend in ernstige blessures SEH
Het aantal ernstige blessures neemt af
Van alle SEH (Spoedeisende hulp)-bezoeken is ruim de helft ernstig. In de periode van 2013-2022 is het aantal SEH-bezoeken in verband met een ernstige sportblessure gedaald met 11%. De dalende trend wordt sterk beïnvloed door het lage aantal SEH-bezoeken tijdens de COVID-19-pandemie.
In deze trend is geen rekening gehouden met veranderingen in het aantal gesporte uren in deze periode, alleen met veranderingen in bevolkingssamenstelling. Aangezien het totaal aantal sporters in deze periode is toegenomen lijkt er echter wel sprake van een gunstige ontwikkeling in het risico op een ernstige sportblessure. De exacte definitie van een ernstige blessure zoals hier gebruikt is terug te vinden in het rapport.
*Bron: Letsel Informatie Systeem, 2022
Dodelijke slachtoffers door sportongevallen
Aantal dodelijke slachtoffer door sportongevallen
In de Krantenknipselregistratie zijn in 2022 in totaal 28 dodelijke ongevallen tijdens sportbeoefening in Nederland geregistreerd. Er overleden 11 personen tijdens het zwemmen. Daarnaast kwamen 7 wielrenners om het leven en 4 beoefenaren van de duiksport. De overige slachtoffers vielen bij mountainbiken (3), hardlopen (1), zweefvliegen (1) en zeilen (1).
Voor zover bekend overleden twee Nederlanders bij sporten in het buitenland. De ene persoon overleed tijdens het skiën, de ander tijdens zwemmen.
Voor de exacte cijfers van alle sporten zie de rapportage van VeiligheidNL 'Sportblessures in Nederland, cijfers 2022'.
Sportblessure beleid
Sportblessure preventie
In opdracht van het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) stelt ZonMw (Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie) financiering beschikbaar voor onderzoek op het gebied van sportblessures. ZonMw stimuleert de ontwikkeling van meer kennis over hoe deze blessures te voorkomen, zodat minder mensen hiervoor kosten maken in de zorg, uitvallen in de sport en verzuimen op school of op het werk. Het programma sportblessure preventie is hier een voorbeeld van. Het uitgangspunt van dit programma is dat gedegen kennis de basis vormt van succesvolle interventies. De wisselwerking van kennis naar praktijk en van praktijkvraag naar kennisontsluiting staan daarbij centraal. ZonMw heeft het programma in opdracht van het ministerie van VWS in 2016 tot en met 2021 uitgevoerd.
Het historisch overzicht nationaal sportbeleid geeft een kijk in het Nederlandse sportbeleid van 1940 tot nu.
Meer informatie
- Zie de rapportage VeiligheidNL 'Sportblessures in Nederland. Cijfers 2022'.
- Vind hier meer informatie over sportblessure preventie per sport
- Het blessurerisico van sporters is gerelateerd aan de kernindicator Sportdeelname Wekelijks
E. Kemler (VeiligheidNL)
H. Valkenberg (VeiligheidNL)