De werkgelegenheid in de sport in 2019 was 110.000 fte

De werkgelegenheid in de sporteconomie De brede definitie van sporteconomie omvat het sporten zelf, de goederen en diensten die nodig zijn om te kunnen sporten (bijvoorbeeld sportkleding) én datgene dat voortvloeit uit het bestaan van het fenomeen sport (bijvoorbeeld sportuitzendingen op televisie). (De brede definitie van sporteconomie omvat het sporten zelf, de goederen en diensten die nodig zijn om te kunnen sporten (bijvoorbeeld sportkleding) én datgene dat voortvloeit uit het bestaan van het fenomeen sport (bijvoorbeeld sportuitzendingen op televisie).) uitgedrukt in fte (voltijdbanen) en de bijdrage aan de totale werkgelegenheid in Nederland

 

Bron: Satellietrekening sport, 2019 door het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek)
Meetjaar: 2019
Nieuwe cijfers: 2025

 

Overzicht

Werkgelegenheid in de sporteconomie is één van de 20 indicatoren voor het landelijk monitoren van sport en bewegen. Hoeveel mensen werken er in de Nederlandse sporteconomie sector en wat is hun aandeel in de totale werkgelegenheid in Nederland? Op deze pagina worden de cijfers van de afgelopen jaren gepresenteerd.

Heden, verleden en toekomst

Heden

1,4% van de totale werkgelegenheid is gerelateerd aan sport

In 2019 werkten 150.000 mensen (1,5% van het totaal aantal werkzame personen) in omgerekend 110.000 voltijdbanen in de sporteconomie. Dit kwam neer op 1,4% van het totaal aantal voltijdbanen in Nederland in dat jaar.

In de Sport Toekomstverkenning wordt geconcludeerd dat de werkgelegenheid in de sport ongeveer gelijk zal blijven de komende jaren. Lichte economische groei kan leiden tot meer werkgelegenheid. Tegelijkertijd leiden individualisering, daling in clublidmaatschap, bezuinigingen en de participatiesamenleving tot minder betaalde krachten in de sport.

Meer informatie over de Nederlandse sporteconomie De brede definitie van sporteconomie omvat het sporten zelf, de goederen en diensten die nodig zijn om te kunnen sporten (bijvoorbeeld sportkleding) én datgene dat voortvloeit uit het bestaan van het fenomeen sport (bijvoorbeeld sportuitzendingen op televisie). (De brede definitie van sporteconomie omvat het sporten zelf, de goederen en diensten die nodig zijn om te kunnen sporten (bijvoorbeeld sportkleding) én datgene dat voortvloeit uit het bestaan van het fenomeen sport (bijvoorbeeld sportuitzendingen op televisie).) 2006-2019 is hier te vinden.

Trend

Sla de grafiek Werkgelegenheid in de sporteconomie 2006-2019 over en ga naar de datatabel

Aandeel sporteconomie De brede definitie van sporteconomie omvat het sporten zelf, de goederen en diensten die nodig zijn om te kunnen sporten (bijvoorbeeld sportkleding) én datgene dat voortvloeit uit het bestaan van het fenomeen sport (bijvoorbeeld sportuitzendingen op televisie). (De brede definitie van sporteconomie omvat het sporten zelf, de goederen en diensten die nodig zijn om te kunnen sporten (bijvoorbeeld sportkleding) én datgene dat voortvloeit uit het bestaan van het fenomeen sport (bijvoorbeeld sportuitzendingen op televisie).) in werkgelegenheid is stabiel

Het aandeel van de sporteconomie in de werkgelegenheid is tussen 2006 en 2019 min of meer stabiel gebleven. Zowel in 2006 als in 2019 was de werkgelegenheid in de sport 1,4% van de totale werkgelegenheid in Nederland. Uitgedrukt in absolute aantallen is het aantal fte’s wel toegenomen tussen 2006 (100.000 fte) en 2019 (110.000 fte). Deze ontwikkeling is vergelijkbaar met de ontwikkeling in de totale werkgelegenheid.

BronCBS, Satellietrekening sport 2006-2019

Methode: Naast de bedrijfstak sport (waaronder aanbieders van sport- en fitnessdiensten) zijn ook andere bedrijfstakken actief in het produceren van sportactiviteiten en allerlei aanvullende goederen en diensten die voor sport en sportbeoefening nodig zijn of hieruit voortvloeien. Deze brede definitie van de sporteconomie De brede definitie van sporteconomie omvat het sporten zelf, de goederen en diensten die nodig zijn om te kunnen sporten (bijvoorbeeld sportkleding) én datgene dat voortvloeit uit het bestaan van het fenomeen sport (bijvoorbeeld sportuitzendingen op televisie). (De brede definitie van sporteconomie omvat het sporten zelf, de goederen en diensten die nodig zijn om te kunnen sporten (bijvoorbeeld sportkleding) én datgene dat voortvloeit uit het bestaan van het fenomeen sport (bijvoorbeeld sportuitzendingen op televisie).) omvat bijvoorbeeld ook de lessen lichamelijke opvoeding binnen het onderwijs en productie en consumptie van sportkleding en -artikelen. Bovenstaande, aangevuld met datgene wat voortvloeit uit het 'bestaan' van sport in een samenleving zoals sportbijlagen in kranten, sportuitzendingen op tv, gezondheidszorg gerelateerd aan sportblessures en horeca-uitgaven van sporters en bezoekers van sportevenementen, vormt de meest brede definitie van de sporteconomie.

Alleen de aan sport gerelateerde productie die bestemd is voor finale besteding wordt meegerekend in de Satellietrekening sport. Goederen en diensten die dienen als input in het productieproces voor andere sportproducten (het zogenaamde intermediair verbruik) tellen niet mee; bijvoorbeeld materialen die onderdeel zijn van de uiteindelijke sportschoen of -fiets.

Werkgelegenheid in de sporteconomie naar dienstverband

grafiek werknemers en zelfstandigen

Sla de grafiek Werkgelegenheid in de sporteconomie in voltijdbanen 2006-2019 over en ga naar de datatabel

Aandeel zelfstandigen neemt toe

Van de totale werkgelegenheid in de sporteconomie De brede definitie van sporteconomie omvat het sporten zelf, de goederen en diensten die nodig zijn om te kunnen sporten (bijvoorbeeld sportkleding) én datgene dat voortvloeit uit het bestaan van het fenomeen sport (bijvoorbeeld sportuitzendingen op televisie). (De brede definitie van sporteconomie omvat het sporten zelf, de goederen en diensten die nodig zijn om te kunnen sporten (bijvoorbeeld sportkleding) én datgene dat voortvloeit uit het bestaan van het fenomeen sport (bijvoorbeeld sportuitzendingen op televisie).) werkten in 2019, uitgedrukt in voltijdbanen, zelfstandigen (waaronder zzp'ers) 20.000 fte's en werknemers in loondienst 90.000 fte's. Het aandeel van zelfstandigen is dus relatief klein maar is in de loop der jaren wel toegenomen. De arbeidsinzet van vrijwilligers wordt niet tot de werkgelegenheid gerekend.

 

A.D. Kuipers (CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek))