Terug naar historisch overzicht
Nota betreffende Lichamelijke Vorming en Sport (1960)
Uitgevende instelling(en) (Ministerie(s)) |
Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) |
Referentie | OKW (1960). Nota betreffende lichamelijke vorming en sport. Den Haag: ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Dossiernummer 5874. |
Web-link |
Nota: Kamerstuk Tweede Kamer 1959-1960, kamerstuknummer 5874, ondernummer 1. http://resolver.kb.nl/resolve?urn=sgd%3Ampeg21%3A19591960%3A0001717 Brief: Kamerstuk Tweede Kamer 1959-1960, kamerstuknummer 5874, ondernummer 3. https://repository.overheid.nl/frbr/sgd/19591960/0000266190/1/pdf/SGD_19591960_0001501.pdf |
Korte omschrijving/ doelstelling |
Een overzicht van de stand van zaken van de lichamelijke vorming en sport leidt tot de algemene conclusie dat de lichamelijke vorming en sport zich in volle ontwikkeling bevinden sinds het einde van de tweede wereldoorlog. Onder de taken van de rijksoverheid ten aanzien van lichamelijke vorming en sport werd o.a. gerekend: 1. Het bevorderen van lichamelijke vorming in schoolverband. 2. Het bevorderen van lichamelijke vorming en de sportbeoefening in het verband van de universiteiten en hoge scholen. 3. Het, voor zover mogelijk, verlenen van medewerking aan de provinciale en gemeentebesturen bij de bouw en aanleg van accommodaties ten behoeve van lichamelijke vorming en sport. 4. Het verrichten van sociografisch en statistisch onderzoek in verband met personele en materiële voorzieningen. 5. Het bevorderen van wetenschappelijke besturing van de problematiek van de lichamelijke vorming en sport en het bieden van steun aan voor dit gebied van belang zijnde onderzoeken van pedagogische, medische of technische aard. 6. Het verlenen van steun en medewerking aan landelijke organisaties die werkzaam zijn op het gebied van lichamelijke vorming, sport en medische sportkeuring. 7. Het bevorderen van de opleiding van sport- en spelleiders door het verlenen van steun aan organisaties die deze opleiding bieden. De voornaamste maatregelen die getroffen zijn om een gunstige ontwikkeling op het gebied van lichamelijke vorming en sport te bevorderen en versnellen betreffen o.a. het bevorderen van lessen in lichamelijke oefening op scholen, het ontwerpen van richtlijnen voor de samenstelling van leerplannen voor het onderwijs in lichamelijke oefening, scholen voorzien van accommodaties, niet-bevoegde leraren vervangen door leraren die in bezit zijn van een akte m.o. lichamelijke oefening en onderwijzers gelegenheid bieden deel te nemen aan cursussen en opleiding. Op het gebied van sport wordt o.a. financiële steun geboden aan landelijke organisaties die leiding geven aan georganiseerde sportbeoefening. |
Discussienota met betrekking tot het sportbeleid (1969)
Uitgevende instelling(en) (Ministerie(s)) |
Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) |
Referentie | CRM (1969). Discussienota met betrekking tot het sportbeleid. Rijswijk: Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Dossiernummer 10086. |
Web-link |
Nota: Kamerstuk Tweede Kamer 1968-1969, kamerstuknummer 10086, ondernummer 2. http://resolver.kb.nl/resolve?urn=sgd%3Ampeg21%3A19681969%3A0004134 Begeleidende brief: Kamerstuk Tweede Kamer 1968-1969, kamerstuknummer 10086, ondernummer 1. http://resolver.kb.nl/resolve?urn=sgd%3Ampeg21%3A19681969%3A0004133 |
Korte omschrijving/ doelstelling |
Het sportbeleid maakt een integrerend deel uit van het maatschappelijke en culturele welzijnsbeleid. Inspraak van de bevolking, waaronder in het bijzonder van de sportbeoefenaren, bij de vormgeving van het sportbeleid en de coördinatie met andere onderdelen van het welzijnsbeleid worden van groot belang geacht. De vormende waarde van sport en de lichamelijke vorming kan bijdragen aan de bevordering hiervan, gericht op zowel een zo breed mogelijke deelneming van de bevolking als op een zo verantwoord mogelijke wijze van sportbeoefening. Door de democratisering van de sport is sportbeoefening in omvang toegenomen en de hogere kwalitatieve eisen welke aan leiding en accommodaties worden gesteld leiden tot een sterke stijging van de kosten, die ondanks de toegenomen bestedingsmogelijkheden niet geheel door een (verhoogde) bijdrage van de sportbeoefenaren zelf kunnen worden opgevangen. Bovenstaande leidt ertoe dat het sportbeleid is gericht op de bevordering van de deskundigheid van het leidinggevend en instruerend kader en de bevordering van de totstandkoming van voldoende en adequate sportaccommodaties. Op lange termijn wordt een wetgeving voor het maatschappelijk en cultureel welzijn, waarin ook de sport een adequate plaats zal krijgen en waarin aandacht zal worden gegeven aan het gestructureerde overleg over lichamelijke vorming en sport en aan de financiering, tot stand gebracht. In de komende jaren zal aandacht worden geschonken aan de volgende punten: - Studie en onderzoek - Bevordering van deskundige leiding bij de sportbeoefening - Verbetering en uitbreiding van de sportaccommodaties - Topsport - Medische begeleiding - Sportraden - Manifestaties - Sportbeoefening buiten het kader van de sportorganisaties Met betrekking tot de financiering van het sportbeleid wordt rekening gehouden met dat een belangrijk deel van de kosten door de sportwereld zelf wordt gedragen en dat de effectuering van een sportbeleid in eerste instantie en in overwegende mate een taak is van de gemeentelijke overheden. |
Nota sportbeleid (1974)
|
|||||||||